Wechselpräpositionen

Wechselpräpositionen
an, hinter, neben, in, unter, vor, zwischen, auf, über
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wechselpräpositionen
an, hinter, neben, in, unter, vor, zwischen, auf, über

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de vertaling van: hinter?

Slide 2 - Open vraag

Wat is de vertaling van: über

Slide 3 - Open vraag

Wat is de vertaling van: zwischen

Slide 4 - Open vraag

Welke naamval? Wo/Wohin/Wann
Wit treffen uns vor ... Kino.
A
+3
B
+4

Slide 5 - Quizvraag

Welke naamval? Wo/Wohin/Wann
Die Zuschauer rennen auf ... Fußballplatz.
A
+3
B
+4

Slide 6 - Quizvraag

Welke naamval? Wo/Wohin/Wann
Vor ... Woche war ich noch in New York.
A
+3
B
+4

Slide 7 - Quizvraag

Welke naamval? Wo/Wohin/Wann
Ich warte auf mein... Freund.
A
+3
B
+4

Slide 8 - Quizvraag

Welke naamval? Wo/Wohin/Wann
Ich nehme Teil an dies.. Kurs.
A
+3
B
+4

Slide 9 - Quizvraag

Bij figuurlijk gebruik:
Na auf, über ->  +4
Na an, in, zwischen, neben, vor, hinter, unter (de rest) -> +3.

Slide 10 - Tekstslide

Wechselpräpositionen: letterlijk of figuurlijk.
Bij letterlijk: Wo/Wann/Wohin
Bij figuurlijk: auf, über +4 , rest +3

Slide 11 - Tekstslide

Welke naamval?
Ich freue mich auf d... urlaub.
A
+3
B
+4

Slide 12 - Quizvraag

Ich habe dich vor dies. Mann gewarnt.
A
+3
B
+4

Slide 13 - Quizvraag