In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Klas 4E
Planten. Herhaling
Slide 1 - Tekstslide
Vandaag
Herhaling bestuiving en bevruchting
Herhaling ontkieming, groei en ontwikkeling
Herhalingsvragen d.m.v. lessonup
Slide 2 - Tekstslide
Bestuiving en bevruchting
Luister en doe mee met de uitleg, of leer in stilte voor jezelf.
Slide 3 - Tekstslide
Na de bestuiving, de bevruchting
Slide 4 - Tekstslide
Ontkieming, groei en ontwikkeling
Luister en doe mee met de uitleg, of leer in stilte voor jezelf.
Slide 5 - Tekstslide
Na bevruchting ontstaan zaden
Slide 6 - Tekstslide
Voorbeeld van zo'n zaad: bruine boon
Slide 7 - Tekstslide
Ontkieming
Nodig:
- zuurstof
- water
- gunstige temperatuur
- soms een rustperiode
Slide 8 - Tekstslide
Levenscyclus zaadplant
- ontkieming
- groei en ontwikkeling
- bloei (bloemen maken)
- vormen van vruchten en zaden
Individu kan sterven: soort blijft bestaan
Slide 9 - Tekstslide
Vindt fotosynthese plaats in de bladgroenkorrels?
A
Ja
B
Nee
Slide 10 - Quizvraag
Ontstaat bij verbranding koolstofdioxide?
A
Ja
B
Nee
Slide 11 - Quizvraag
Een plant staat in de zon. Vindt er in deze plant verbranding plaats?
A
Ja
B
Nee
Slide 12 - Quizvraag
Komt water via de huidmondjes de plant in?
A
Ja
B
Nee
Slide 13 - Quizvraag
Vindt in de cel van een wortel van een zonnebloem fotosynthese plaats?
A
Ja
B
Nee
Slide 14 - Quizvraag
Neemt een plant via haarvaten water en mineralen op uit de bodem?
A
Ja
B
Nee
Slide 15 - Quizvraag
Verbinden vaatbundels wortels met bladeren?
A
Ja
B
Nee
Slide 16 - Quizvraag
Vervoeren houtvaten water met opgeloste suikers?
A
Ja
B
Nee
Slide 17 - Quizvraag
Liggen er bastvasten in de nerven?
A
Ja
B
Nee
Slide 18 - Quizvraag
Een peen is een verdikte wortel die reservestoffen bevat. Hoe komen de reservestoffen in de peen ?
A
via de bastvaten
B
via de haarvaten
C
via de houtvaten
D
via de wortelharen
Slide 19 - Quizvraag
Bladluizen zuigen suikerrijk vocht uit bladeren en stengels. Uit welke vaten halen ze hun voedsel?
A
de houtvaten
B
de bastvaten
Slide 20 - Quizvraag
De scherpe boterbloem staat reservestoffen op in de wortels. In welke vorm worden deze reservestoffen opgeslagen?
A
In de vorm van glucose
B
In de vorm van eiwitten
C
In de vorm van vetten
D
In de vorm van zetmeel
Slide 21 - Quizvraag
Kunnen planten zich geslachtelijk voortplanten?
A
Ja
B
Nee
Slide 22 - Quizvraag
Ontstaan er nakomelingen met nieuwe erfelijke eigenschappen bij voortplanting door bollen?
A
Ja
B
nee
Slide 23 - Quizvraag
Zijn er geslachtscellen nodig bij ongeslachtelijke voortplanting?
A
Ja
B
Nee
Slide 24 - Quizvraag
Kan uit een knol een nieuwe plant groeien?
A
Ja
B
Nee
Slide 25 - Quizvraag
Lijken de nakomelingen erg op elkaar bij voortplanting door wortelstokken?
A
Ja
B
Nee
Slide 26 - Quizvraag
Als een bloem een stamper heeft en geen meeldraden. Is dit dan een mannelijke bloem?
A
Ja
B
Nee
Slide 27 - Quizvraag
Kunnen alle zaadplanten zich geslachtelijk voortplanten?
A
Ja, want alle zaadplanten kunnen bloemen vormen.
B
Ja, want alle zaadplanten hebben tweeslachtige bloemen.
Slide 28 - Quizvraag
Zijn stempels bij insectenbloemen klein?
A
Ja
B
Nee
Slide 29 - Quizvraag
Maken windbloemen veel stuifmeel?
A
Ja
B
Nee
Slide 30 - Quizvraag
Kunnen er meerdere stuifmeelbuizen door een stijl van een stamper groeien?
A
Ja
B
Nee
Slide 31 - Quizvraag
Een stuifmeelkorrel van een perenboom komt op de stempel van een appelboom. Is dit bestuiving?
A
Ja
B
Nee
Slide 32 - Quizvraag
Kunnen bloemen met alleen meeldraden vruchten vormen?
A
Ja
B
Nee
Slide 33 - Quizvraag
Het stuifmeel van een paardenbloem komt op de stamper van een andere paardenbloem. Is dit bestuiving?
A
Ja
B
Nee
Slide 34 - Quizvraag
Kunnen uit één stamper meerdere vruchten ontstaan?
A
Ja
B
Nee
Slide 35 - Quizvraag
Hierna staan enkele gebeurtenissen die een rol spelen bij de voortplanting van een zaadplant. 1. Een bevruchte eicel ontwikkelt zich tot een zaad. 2. De kern van een stuifmeelkorrel versmelt met de kern van een eicel. 3. Een stuifmeelkorrel komt terecht op een stempel. 4. Een stuifmeelkorrel vormt een stuifmeelbuis. In welke volgorde komen deze gebeurtenissen voor?
A
1 - 2 - 3 - 4
B
1 - 3 - 4 - 2
C
3 - 4 - 1 - 2
D
3 - 4 - 2 - 1
Slide 36 - Quizvraag
Iemand telt in een doorgesneden sinaasappel vier zaadjes. Hoeveel eicellen en hoeveel vruchtbeginsels waren er minimaal bij de bevruchting betrokken?
A
Een eicel en één vruchtbeginsel
B
Een eicel en vier vruchtbeginsels
C
Vier eicellen en een vruchtbeginsel
D
vier eicellen en vier vruchtbeginsels
Slide 37 - Quizvraag
Welk(e) stof(fen) haalt een zaad bij de ontkieming uit zijn omgeving?