Grammatica zinsdelen
Je benoemt de zinsdelen in een zin.
Je begint met de persoonsvorm, verdeelt de zin van in zinsdelen en daarna benoem je ieder zinsdeel apart.
Je | benoemt | de zinsdelen | in een zin. (Je = ond, benoemt = wwg, de zinsdelen = lv, in een zin = bwb)
Grammatica woordsoorten
Je benoemt de woorden in een zin.
Je kijkt naar ieder woord en bedenkt in welk hokje het woord past.
Zo past 'je' bij persoonlijke voornaamwoorden, 'benoemt' bij zelfstandige werkwoorden, 'de' bij lidwoorden etc.