Bij werkwoorden
– wachten: Op het perron staat hij te wachten. (letterlijk).
– wachten op: Ik wacht op de trein. (figuurlijk).
Bij combinaties van zelfstandig naamwoord en werkwoord
- bezwaar hebben tegen een plan / gebrek hebben aan water
Bij combinaties van bijvoeglijk naamwoord en werkwoord
-bang zijn voor Sinterklaas / blij zijn met de overwinning