BVVJ 3.6 Geneesmiddelen ; /

3.6 Geneesmiddelen
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

3.6 Geneesmiddelen

Slide 1 - Tekstslide

wat gaan we doen vandaag
herhaling
leerdoel 3.6 geneesmiddelen
theorie 3.6
aan de slag
afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel 
Je kunt beschrijven welke vormen van geneesmiddelen verkrijgbaar zijn, waar je ze kunt kopen en waar je op moet letten bij het gebruik 

Slide 3 - Tekstslide

geneesmiddelen

Slide 4 - Woordweb

Beter worden 

Medicijn noem je ook wel; 
Geneesmiddel: stof met genezende werking
 
Recept: is een documentje waarin de huisarts of specialist laat weten wat je moet hebben (naam, hoe vaak en hoeveel )


Slide 5 - Tekstslide

Je hebt een recept nodig voor medicijnen die gevaarlijk kunnen zijn als je ze niet goed gebruikt. Dat zijn bijvoorbeeld slaapmiddelen en antibiotica.

Geneesmiddelen waarvoor geen recept nodig is, koop je bij de drogist of in de supermarkt. Voorbeelden hiervan zijn pijnstillers, hoestdrankjes en neusdruppels.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

De apotheek
Geneesmiddelen met een recept haal je bij de apotheek. 

Vroeger maakten apothekers de medicijnen zelf. Tegenwoordig worden de meeste geneesmiddelen kant-en-klaar geleverd. Soms maakt een apotheker een bijzondere samenstelling van een geneesmiddel. 

Ook geeft een apotheker advies. 

Apothekersassistente (mbo4)

Slide 8 - Tekstslide

zetpil
Sommige kinderen slikken een tablet slecht door. De apotheek levert dan het medicijn in een andere vorm, zoals een zetpil of een drankje. Een zetpil is een pil die in de anus wordt ingebracht.


Slide 9 - Tekstslide

bijsluiter

Slide 10 - Woordweb

 Bijwerkingen
 =schadelijke of onbedoelde effecten.
Een bijwerking kan zijn dat een medicijn het effect van een ander medicijn versterkt, of juist vermindert. Bepaalde hartmedicijnen zorgen er voor dat een middel tegen astma minder goed werkt. De apotheker en huisarts geven hierover advies. 

Het is dus belangrijk dat zij weten welke medicijnen je al gebruikt. Je moet daarom ook nooit medicijnen gebruiken die voor iemand anders bedoeld zijn.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

geneesmiddelen  over de houdbaarheidsdatum = bij het klein chemisch afval of breng je terug naar de apotheek. 

Als je ze doorspoelt of weggooit, vervuilen ze de bodem of het water. 
Ook bestaat de kans dat kinderen ze vinden.

Geneesmiddelen bewaar je op een plek waar kinderen niet bij kunnen, zoals een hooggeplaatst of afsluitbaar kastje.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

Maken
KB:3.6 Blz. 185 Opdracht 1, 2, 3, 5
BB: 3.6 Blz. 162 Opdracht 1, 2, 3
timer
1:00

Slide 17 - Tekstslide