“Ach braaf beest”, zegt de reus, “mis je het oog van je meester? Dat heeft die laaghartige kerel me uitgestoken toen ik dronken was. Maar ik zweer je dat ’ie nog niet van me af is. Kon jij maar denken en praten, lieve ram, dan kon je me zeggen waar hij zich verbergt.”
De ironie is natuurlijk dat Odysseus op dat moment onder het beest hangt. Maar het mooie is dat je medelijden krijgt met die arme, blind gemaakte cycloop, die volkomen eenzaam is en alleen nog met zijn dieren kan praten. Het is een van de redenen waarom de Odyssee altijd weer nieuwe lezers zal vinden: de slechteriken houden iets menselijks terwijl Odysseus bepaald niet zonder fouten is. Hij zal straks wegvaren en overmoedig Polyfemos beledigen, die hem zal vervloeken en ervoor zorgt dat Odysseus nog tien jaar mag rond dolen.