Oefen met aspecten van de voorstelling en vormgeving

Oefenen met

aspecten van de voorstelling en vormgeving

1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
HandvaardigheidMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Oefenen met

aspecten van de voorstelling en vormgeving

Slide 1 - Tekstslide



VOORSTELLING EN VORMGEVING
 

In het schriftelijk examen en bij het centraal examen wordt vaak verwezen naar kunstbeschouwelijke begrippen.
Let er bij de vraagstelling op of gevraagd wordt naar aspecten van de VOORSTELLING of aspecten van VORMGEVING.

De voorstelling betreft alles wat er te zien is.
De vormgeving betreft hoe het een en ander (bijvoorbeeld de voorstelling) zichtbaar is gemaakt

Slide 2 - Tekstslide


Voorstelling

De meest producten hebben geen voorstelling, beeldende kunst kan een voorstelling hebben. Dat wat je kunt herkennen in een schilderij, beeldhouwwerk,

foto enzovoort noem je dus de voorstelling



  • Met een voorstelling heet: figuratief


  • Zonder voorstelling heet: non-figuratief of abstract


  • Daar tussen heet: half abstract of geabstraheerd.

Slide 3 - Tekstslide

Aspecten van de VORMGEVING

De vormgeving betreft hoe het een en ander (bijvoorbeeld de voorstelling) zichtbaar is gemaakt.



Slide 4 - Tekstslide

Vormgevingsaspect: Soms vallen enkele kenmerken in de vormgeving van een beeld of schilderij meteen op.


Vormgevingsaspecten of beeldende middelen zijn middelen waarmee een beeld zijn uiteindelijke zichtbare gestalte krijgt.


Men onderscheidt 2 hoofdgroepen:

  • Materiaal en hanteringswijze.
  • De beeldende aspecten of vormgevingsaspecten, zoals 
     vorm, lijn, licht, kleur,  ruimte en compositie.


Slide 5 - Tekstslide

Materiaal en Hanteringswijze
Hanteringswijze is de manier waarop materiaal en gereedschap zijn gebruikt; vergelijk met werkwijze.

Slide 6 - Tekstslide

Aspect van de vormgeving

Antwoord ALTIJD,

het beeldaspect gevolgd door dubbele punt en dan de uitleg er achter.


bijvoorbeeld:

vorm:  eenvoudige simpele vormen, kinderlijke vormen.

kleur: primaire en secuandaire kleuren, rood, geel, blauw en groen.




Slide 7 - Tekstslide

Vanaf de zeventiende eeuw gingen rijke mensen op reis naar Italië. Zo maakten ze kennis met de kunst en cultuur van de Oudheid en de Renaissance. Eén van de steden die vaak werd bezocht was Venetië. De Venetiaanse kunstenaar Canaletto schilderde veel stadsgezichten.


Op veel van zijn schilderingen komt het beroemde San Marcoplein voor. Op de afbeelding zie je één van zijn schilderingen.


Op deze afbeelding zie je links en rechts gebouwen en in het midden achteraan de San Marco, een kerk waar het plein zijn naam aan dankt.

afbeelding 1

Slide 8 - Tekstslide

Rechts van de kerk staat een klokkentoren. Bekijk afbeelding 1

De kerk en de klokkentoren vallen op in deze schildering. 

Noem twee aspecten van de vormgeving waardoor de kerk opvalt en geef bij elk aspect een korte toelichting. 

Voorbeelden van juiste antwoorden:

  • Ordening: De San Marco bevindt zich in het midden van de schildering.
  • Ruimte/Diepte: 'perspectivische' lijnen in de gebouwen (links en rechts) komen samen in de San Marco.
  • Licht: De San Marco staat in het volle (zon) licht (dat van rechts komt)
  • Vorm: De San Marco is het enige gebouw waarin veel (half)ronde vormen voorkomen.



afbeelding 1

Slide 9 - Tekstslide

Rechts van de kerk staat een klokkentoren.

Bekijk afbeelding 1

Noem een aspect van de vormgeving waardoor de klokkentoren opvalt en geef daarbij een korte toelichting.





Voorbeelden van een juist antwoord zijn:

Kleur: De Gele kleur van de toren contrateert met he (grijs) blauw van de lucht.

Formaat: De klokkentoren is (veruit) het hoogstebouwerk op het plein

Vorm: de klokkentoren is het enige gebouw in het schilderij dat meer verticaal dan horizontaal is.


afbeelding 1

Slide 10 - Tekstslide

Vanaf de jaren '50 van de twintigste eeuw werd het maken van reizen


goedkoper en dus populairder.


Op afbeelding 2 

zie je een tekening van het San Marcoplein die de Amerikaanse tekenaar Saul Steinberg maakte.

afbeelding 2

Slide 11 - Tekstslide

Vergelijk afbeelding 1 en 2.


In vergelijking met het schilderij op afbeelding 1 is de tekening op


afbeelding 2 minder realistisch.


Noem twee aspecten van de vormgeving die de tekening minder

realistisch maken en geef bij elk aspect een korte toelichting.

Voorbeelden van een juist antwoord zijn:

  • lijn: de tekening is (alleen) in lijn uitgevoerd.
  • Kleur: Kleur ontbreekt, of de tekening is zwart-wit
  • Vorm: Er is sprake van een schematisering
  • Ruimte: mensen op het plein zijn 'gestapeld'of er is een relatief hoog standpunt
  • Diepte: Er is sprake van een overdreven verkleining
afbeelding 1
afbeelding 2

Slide 12 - Tekstslide

afbeelding 3
afbeelding 4

Op afbeelding 3 zie je een schilderij van de Amerikaanse kunstenaar Wayne Thiebaud dat hij omstreeks 1960 maakte.

Hij schilderde een aantal taarten zoals hij die in zijn jeugd vaak bij bakkers in de etalage had zien staan.

Het formaat van dit schilderij is 152 x 183 cm. Op afbeelding 4 zie je een detail.

Slide 13 - Tekstslide

afbeelding 3
afbeelding 4

Bekijk afbeelding 3 en 4.
De taarten maken een verleidelijke indruk.


> Noem twee aspecten van de vormgeving waardoor die indruk ontstaat en geef bij elk aspect een toelichting.

voorbeelden van juiste antwoorden zijn:

  • hanteringswijze: de verf is pasteus aangebracht
  • kleur: de taarten zijn (grotendeels) geschilderd in pasteltinten (en verwijzen naar zoete smaak)
  • Vorm: de decoratie verwijst naar feestelijk karakter

Slide 14 - Tekstslide

afbeelding 3
afbeelding 4

Bekijk afbeelding 3 en 4.
Thiebaud schilderde de taarten vanuit een hoog standpunt.

> Geef voor deze bewering één argument.



voorbeelden van een juiste argument zijn:

  • De bovenkanten van de taarten zijn (even goed) zichtbaar.
  • Je kijkt boven op de taarten
  • Er is géén of weinig overlap in de taarten

Slide 15 - Tekstslide

afbeelding 3
afbeelding 5

Het schilderij op afbeelding 3 vormde in 2004 voor de Amerikaanse kunstenares Sharon Core een belangrijke inspiratiebron: zij besloot de taarten van Thiebaud te gaan bakken. Ze ging uiterst precies te werk. Vervolgens ordende zij haar taarten op dezelfde manier als Thiebaud dat had gedaan in het schilderij. Daarná maakte ze van de ordening van háár taarten een foto. Op afbeelding 5 zie je deze foto. Het schilderij van Thiebaud en de foto van Core zijn even groot.

Slide 16 - Tekstslide

afbeelding 3
afbeelding 5

Vergelijk afbeelding 3 en 5.
Het schilderij en de foto vertonen grote gelijkenis, er zijn echter ook verschillen.
 

> Licht aan de hand van het aspect kleur en van het aspect licht toe waarin de foto verschilt van het schilderij.

Kleur:

  • op de foto zijn de kleuiren helderder dan de kleuren op het schilderij.
  • op de foto zijn meer kleuren toegepast dan op het schilderij.
  • op de foto zijn de kleurcontrasten groter dan de kleurcon trasten op het schilderij.

licht

  • de lichtbron op de foto is feller dan de lcihtbron op het schilderij
  • op de foto is het licht/donkercontrast groter dan op het schilderij
  • op de foto zijn de slagschaduw en de eigenschaduw intenser/donkerder dan de slagschauduw op het schilderij.

Slide 17 - Tekstslide

afbeelding 6

De Amerikaanse kunstenaar Will Cotton bouwde in 2001 met échte toetjes en zoetwaren een landschap. Van dit bouwwerk maakte hij een video.

Uit die video selecteerde hij vervolgend een still die hij zo exact mogelijk naschilderde.

Het
schilderij dat hij van die still maakte zie je op afbeelding 6. Het heet Vlawaterval;


het formaat is 275 x 365 cm.

Slide 18 - Tekstslide

afbeelding 6

Bekijk afbeelding 6.



In dit schilderij zie je verschillende toetjes en zoetwaren.


>Geef vier voorbeelden van toetjes en / of zoetwaren.

juiste voorbeelden zijn:

  • vla
  • (slagroom) taart, toefjes
  • vanillesaus/ custard
  • vruchten
  • snoepjes
  • wafels

Slide 19 - Tekstslide

afbeelding 6

Bekijk afbeelding 6.



Het schilderij verwijst naar een landschap.



>Noem vier aspecten van de voorstelling die naar een landschap verwijzen.



voorbeelden van juiste aspecten van de voorstelling zijn:

  • rivier/ stroom/ meertje
  • lawine/ waterval
  • vallei
  • oever
  • rotsen
  • bergen/ heuvels/ relief
  • bomen/ struiken/ begroeiing

Slide 20 - Tekstslide

afbeelding 6

Bekijk afbeelding 6.


>Noem één aspect van de vormgeving dat de verwijzing naar een landschap

versterkt. Geef daarbij een korte toelichting.






  • ordening: opbouw coulissen/ plans of liggend formaat
  • licht: er is strijklicht of er is een suggestie van ondergaande zon of langgerekte (slag) schaduw.
  • vorm: de toetjes en zoetwaren zijn plastisch weergegeven of ze verwijzen naar landschappelijke vormen of flora.


Slide 21 - Tekstslide

afbeelding 6

Bekijk afbeelding 6.



In dit schilderij is sprake van een overvloed van zoetwaren en toetjes.


>Noem drie aspecten van de vormgeving die deze overvloed versterken en

geef bij elk aspect een korte toelichting.






  • Ordening: er is sprake van overvolle compositie.
  • Vorm: er is sprake van veel vormen of de vormen zijn erg plastisch of grote detaillering.
  • Kleur: er is een grote varieteit in kleuren.
  • Textuur: er zijn veel verschillende texturen.
  • Formaat: er is sprake van een groot formaat.

Slide 22 - Tekstslide

en dan nu Quiz- vragen

Slide 23 - Tekstslide

Autonome kunst is:
A
Bruikbare kunst
B
Schilderijen
C
Kunst die op zichzelf staat
D
Beelden

Slide 24 - Quizvraag

Vormgeving betekent:
A
nadenken over een vorm
B
iets moois maken
C
iets een vorm geven
D
iets met kunst

Slide 25 - Quizvraag

Een stilleven is
A
Hoop dingen bij elkaar
B
Voorwerpen in een groep
C
Een verzameling levenloze voorwerpen
D
Een rommelige tafel

Slide 26 - Quizvraag

rood, geel en blauw noemen we
A
felle kleuren
B
primaire kleuren
C
basiskleuren
D
echte kleuren

Slide 27 - Quizvraag

paars is de mengkleur van
A
blauw en rood
B
geel en rood
C
blauw en geel
D
rood en zwart

Slide 28 - Quizvraag

Hier wordt de ruimte voornamelijk gesuggereerd door:
A
afsnijding
B
lijnperspectief
C
standpunt
D
atmosferisch perspectief

Slide 29 - Quizvraag

Wat is een silhouet?
A
Schaduw die ontstaat bij tegenlicht
B
een zwarte vorm
C
Een angstaanjagende figuur
D
een zijaanzicht

Slide 30 - Quizvraag

Voorstelling is
A
Een toneelstuk
B
dat wat je ziet
C
een grapje
D
iemand voorstellen

Slide 31 - Quizvraag

Hiernaast is er sprake van:
A
Groot kleurcontrast
B
gebruik van keuren uit een kleurfamilie
C
gebruik van warme kleuren
D
grote tooncontrasten

Slide 32 - Quizvraag

Dit schilderij is:
A
non-figuratief
B
abstract
C
tussenvorm tussen figuratief en abstract
D
figuratief

Slide 33 - Quizvraag

Wat is graffiti ?
A
Met een spuitbus iets kleur geven
B
Is een verzamelnaam voor afbeeldingen of teksten die ergens op zijn aangebracht
C
Met een spuitbus indruk maken op een ander
D
Manier van schilderen van rappers

Slide 34 - Quizvraag

Bij sterk tegenlicht is er sprake van...
A
Zijlicht
B
Een silhouet
C
Duidelijke details
D
Meelicht

Slide 35 - Quizvraag

wat is het doel van grafische vormgeving?
A
iets beschrijven
B
anderen iets vertellen
C
vermaak
D
ontwerpen

Slide 36 - Quizvraag

wat is het doel van een pictogram of een abstract teken?
A
direct zien wat er wordt bedoeld
B
sneller kunnen tekenen
C
snel kunnen lezen wat er wordt bedoeld
D
sneller de betekenis weergeven

Slide 37 - Quizvraag

De afbeelding links is een voorbeeld van
A
een studieblad onderzoekschets
B
een schilderij
C
een aquarel
D
een uitgewerkte tekening

Slide 38 - Quizvraag

In het schilderij hiernaast worden de volgende kleuren gebruikt
A
verhelderde kleuren
B
verdonkerde kleuren
C
zuivere kleuren
D
verhelderde en verdonkerde kleuren

Slide 39 - Quizvraag

Industriële vormgeving. Wat hoort hier niet bij?
A
3 dimensionaal
B
grote aantallen
C
gemaakt met machine
D
duur

Slide 40 - Quizvraag

Met contrast wordt .........................bedoeld.
A
Overeenkomst
B
Tegensteling

Slide 41 - Quizvraag

Typografie is
A
letterzetten
B
vormgeving van tekst en letters
C
illustreren
D
een cursieve letter

Slide 42 - Quizvraag