Oefenen voor de toets thema 3 De bloedsomloop 3/4/23

Let's do this!
Morgen hebben jullie de toets van dit thema. 

Ik had beloofd nog een les voor te bereiden, waarbij alleen de onderwerpen geoefend zouden worden die daadwerkelijk in de toets aan bod zullen komen. 

De extra uitleg en de vragen zullen ongeveer 20 minuten in beslag nemen. De rest van de les kun je zelfstandig leren voor de toets en kun je nog opheldering vragen waar dat nodig is. 





1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Let's do this!
Morgen hebben jullie de toets van dit thema. 

Ik had beloofd nog een les voor te bereiden, waarbij alleen de onderwerpen geoefend zouden worden die daadwerkelijk in de toets aan bod zullen komen. 

De extra uitleg en de vragen zullen ongeveer 20 minuten in beslag nemen. De rest van de les kun je zelfstandig leren voor de toets en kun je nog opheldering vragen waar dat nodig is. 





Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Plasma
  • Functie: transporteert voedingsstoffen, hormonen en afvalstoffen

  • Kenmerken: bestaat vooral uit water!


  • Je dient de samenstelling van bloed te kennen. Wat zijn de onderdelen; welke functie hebben ze; en wat zijn hun kenmerken. 

Slide 2 - Tekstslide

Toon een afbeelding van bloedplasma en vraag de studenten wat het doet.
Rode bloedcellen
  • Functie: zuurstoftransport. De stof waaraan zuurstof zich kan binden heet: hemoglobine. Door deze stof heeft bloed zijn rode kleur. 

  • Kenmerken: geen celkern, maar wel een vaste vorm.

Slide 3 - Tekstslide

Het woordje zuurstof heb ik rood gemaakt om ervoor te zorgen dat ze een koppeling maken met de rode kleur in afbeeldingen die aangeeft dat er zuurstofrijk bloed door het bloedvat stroomt. 
Met welke letter wordt de rode bloedcel aangewezen?
A
P
B
Q
C
R

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Witte bloedcellen
  • Functie: bescherming tegen ziekteverwekkers


  • Kenmerken: wel een celkern, maar geen vaste vorm. 



Slide 5 - Tekstslide

Laat de studenten benoemen hoe witte bloedcellen het lichaam beschermen.
Met welke letter wordt de witte bloedcel aangewezen?
A
P
B
R
C
Q

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bloedplaatjes: een rol bij de bloedstolling.
Functie: helpen bij de bloedstolling 

Slide 7 - Tekstslide

Leg uit hoe bloedplaatjes werken bij het stollen van bloed.
Witte bloedcellen hebben geen celkern.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Rode bloedcellen hebben een celkern
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De mens (zoogdier) heeft een
dubbele bloedsomloop

Kleine bloedsomloop: hart - longen - hart
Grote bloedsomloop: hart - organen - hart

Het bloed stroomt twee keer door het hart bij iedere omgang door het lichaam.



Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Laten we de rode bloedcel eens volgen door het bloedvatenstelsel heen.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een rode bloedcel in de bloedsomloop in de onderste holle ader.
De cel gaat daarna 8 keer door het hart van het meisje. Hoe vaak is deze bloedcel dan minimaal door haar lever gegaan?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bloedvaten
  • Slagaders
Weg van het hart
Dieper gelegen 
Hoge bloeddruk
Dikke elastische wand

  • Haarvaten:
Stofwisseling
Wanden slechts één cel dik 

  • Aders
Naar het hart toe
Liggen aan de oppervlakte
Lage bloeddruk
Kleppen

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In aderen heerst er een hoge bloeddruk.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aderen hebben een wand die slechts uit één cel bestaat.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom gaat ons hart sneller kloppen bij inspanning?
  • Arbeid vereist brandstof en energie.

  • Het hart gaat sneller kloppen om zodoende alle cellen van meer brandstof en zuurstof te voorzien en afvalstoffen en koolstofdioxide te verwijderen.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een hart is een spier die je kunt trainen...net zoals alle andere spieren.
Aantal hartslagen per minuut bij rust, inspanning en herstel van een sporter en niet-sporter.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als je sport gaat je hart langzamer kloppen
A
Ja
B
Nee

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is sporten goed voor je spieren?
A
Omdat het je spieren sterker maakt
B
Omdat het je spieren goed warm maakt
C
Omdat het je spieren zwakker maakt
D
Omdat je daar spierpijn van krijgt

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

  • Niet roken
  • Voldoende beweging
  • Stressreductie en ontspanning
  • Eet gezond en gevarieerd

  • Een hartinfarct ontstaat door een blokkade in een   kransslagader. Spierweefsel achter de afsluiting krijgt te weinig tot geen voedingsstoffen en zuurstof meer! Het weefsel achter de afsluiting sterft af. 

Slide 20 - Tekstslide

De leerlingen dienen deze tips om de bloedvaten gezond te houden te onthouden voor de toets. 
Wat is slagaderverkalking?
A
hoge bloeddruk
B
vernauwing van de bloedvaten
C
hartinfarct
D
herseninfarct

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een hartinfarct?
A
verstopping van een kransslagader
B
vocht achter de longen
C
verwijding van de aorta
D
pijn op de borst

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de gele kaartjes naar de juiste uitleg.
Urine afvoeren naar de urineblaas
urine afvoeren uit het lichaam
urine tijdelijk opslaan
urine verzamelen
urine vormen
Urineleiders
Urinebuis
Urineblaas
Nierbekken
Nierschors- en merg

Slide 23 - Sleepvraag

Kun je nu ook omschrijven welke weg een bacterie dient af te leggen om een infectie in de nieren te veroorzaken?
Schrijf 2 dingen op over de leerstof waarover je een extra uitleg wilt krijgen.

Slide 24 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Einde oefening!

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies