MBO Rijnland NED 1F/2F spelling 1.5

2 juni

1 / 34
volgende
Slide 1: Woordweb
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

2 juni

Slide 1 - Woordweb

Je spelt de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd juist
Je kent het verschil tussen de ik-vorm en de stam
Je kunt de verschillen tussen de ik-vorm en de stam benoemen.
Je kunt persoonsvormen herkennen
Je kunt persoonsvormen in de verleden tijd goed spellen. 
Je kunt uitleggen wat sterke en zwakke werkwoorden zijn
Je kunt sterke en zwakke werkwoorden herkennen






Doelen 2 juni

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt uitleggen wat sterke en zwakke werkwoorden zijn
Je kunt sterke en zwakke werkwoorden herkennen
Je kunt de geschiedenis van sterke en zwakke werkwoorden samenvatten
Je kunt voltooide deelwoorden goed spellen






Doelen 16 juni

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voltooid deelwoord? 



- Het is een werkwoord in een zin
- Bij een VD staat altijd een vorm van hebben, zijn of worden in de zin 
- Het VD staat vaak achteraan in de zin
- Ook hier moet je kijken of het zwak of sterk is. 



Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe herken je een voltooid deelwoord in de zin? 
1. Er staan ALTIJD minimaal twee werkwoorden in een zin. 
 
Het hulpwerkwoord is altijd: zijn, hebben of worden.

2. Begint vaak met ge, be, ont, ver, her
Ik HEB GEwerkt 

Ik BEN te laat GEkomen

Hij WERD netjes ONTvangen 





Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maar hoe schrijf je het VD?
Een VD kan eindigen op:
- EN
- T
- D 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Maak het woord langer
of gebruik ' t sexy 
fokschaap bij 
zwakke werkwoorden: 

- laatste letter stam staat in 't sexy fokschaap: laatste letter van het VD = t  (vb is opgeschept)
- laatste letter stam staat niet staat in 't sexy fokschaap: laatste letter van het VD = d  (vb was verhuisd)
 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Voltooide deelwoorden van sterke werkwoorden eindigen meestal op -(e)n:
- geslapen
- gezwommen
- gestaan


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Let op!

Soms hoor je geen verschil tussen de PV en het VD, maar schrijf je beide vormen wel anders:

De docent herinnert zich alles. - De docent heeft zich alles herinnerd.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijk!




een voltooid deelwoord schrijf je dus NOOIT met DT


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen? 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb gisteren in de tuin (werken)..
A
gewerken
B
gewerkt
C
gewerkd

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De broodjes in de kantine worden goed beleg....
A
t
B
d

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb heel lang (geloven) dat spoken bestaan.
A
geloofd
B
gelooft
C
geloven

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voltooid deelwoord?

Ik heb geen pen meegenomen.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noteer het voltooid deelwoord:
weet jij wat daar is (gebeuren)?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wordt die terrorist nog wel (veroordelen)
A
veroordeeld
B
veroordeeldt
C
veroordeelt

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gelukkig was ik goed (verzekeren).
A
verzekerd
B
verzekert
C
verzekerde

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De leraar werd er (ingeluis.....)
A
d
B
t

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1) Hoeveel ‘rare’ verleden tijden tel je?
2) Hoe lang zijn er al klinkerveranderingen?
3) Waarmee kun je talen vergelijken?
4) Hoe lang bestaan sterke en zwakke werkwoorden naast elkaar?
5) Stelling: sterke werkwoorden kunnen zwak worden. WAAR of NIET WAAR
6) Welke stelling is waar:
a. Het Engels is ingewikkelder dan het Nederlands
b. Het Nederlands is eenvoudiger dan het Duits
c. Het Duits is eenvoudiger dan het Engels
7) Welke taal heeft zich ontwikkeld uit het Nederlands van de 17e eeuw?

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel ‘rare’ verleden tijden tel je?

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe lang zijn er al klinkerveranderingen?

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarmee kun je talen vergelijken?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe lang bestaan sterke en zwakke werkwoorden naast elkaar?

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Sterke werkwoorden kunnen zwak worden
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke stelling is waar:

A
Het Engels is ingewikkelder dan het Nederlands
B
Het Nederlands is eenvoudiger dan het Duits
C
Het Duits is eenvoudiger dan het Engels

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke taal heeft zich ontwikkeld uit het Nederlands van de 17e eeuw?

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat vond je van de les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Poll

Deze slide heeft geen instructies