ALA5B

Deze les
10.30 uur; uitleg blok + eindopdracht
10.40 uur; quizlet bloed
10.55 korte herhaling theorie bloed
11.10 opdracht labuitslagen bloed



1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Deze les
10.30 uur; uitleg blok + eindopdracht
10.40 uur; quizlet bloed
10.55 korte herhaling theorie bloed
11.10 opdracht labuitslagen bloed



Slide 1 - Tekstslide

ALA5B dit blok
26/4 week 1; bloed samenstelling en functie
3/5 meivakantie
10/5 meivakantie
17/5 week 2; lymfestelsel
24/5 week 3; cardiologie (welke aandoeningen willen jullie behandelen?)
31/5 week 4; klinisch redeneren thema bloed, cardiologie, lymfe
7/6 week 5; klinisch redeneren thema bloed, cardiologie, lymfe
14/6 week 6; zenuwstelsel + aandoeningen (welke aandoening willen jullie behandelen?)
21/6 week 7; klinisch redeneren zenuwstelsel
28/6 week 8; eigen casus uit de praktijk inbrengen klinisch redeneren
5/7 week 9; kantelweek

Slide 2 - Tekstslide

eindopdracht
Kies een casus uit de praktijk die leuk is om mee te klinisch redeneren in de les, bereid deze voor.
Werk deze voor je zelf uit volgens de abc-methode of de 6 stappen van Marc Bakker zodat je deze in de les met je klasgenoten kunt doen !

Dit doen we in de laatste les op 5/7 in week 9 !

Slide 3 - Tekstslide

Quizlet bloed

Slide 4 - Tekstslide

Korte theorie bloed

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

korte theorie stolling

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

INR
INR is een maat voor de stollingstijd van het bloed, het staat voor International Normalized Ratio. Het geeft aan hoe snel het bloed stolt. Van nature is de INR waarde 1; een INR waarde van 3 betekent dat het bloed 3 keer zo langzaam stolt.

Slide 16 - Tekstslide

Wat zegt de INR?
HOOG:
Kans op spontane bloedingen

LAAG:
Kans op stolsels
Risico op trombose

Slide 17 - Tekstslide

Waartoe leidt teveel antistolling?
A
trombus
B
embolie
C
DVT diep veneuze trombose
D
bloedingsneiging

Slide 18 - Quizvraag

timer
1:00
Welke geneesmiddelen die de stolling beïnvloeden ken je?

Slide 19 - Woordweb

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Welke labwaarden ken je?

Slide 26 - Open vraag

C-reactief proteïne(CRP)
Een eiwit dat in de lever wordt geproduceerd als reactie op ontsteking in het lichaam. 
Het is een veelgebruikte marker voor ontstekingsprocessen en wordt gemeten in het bloed. Verhoogde CRP-waarden kunnen wijzen op verschillende inflammatoire aandoeningen, zoals infecties, auto-immuunziekten, en hart- en vaatziekten. 

Slide 27 - Tekstslide

Volledig Bloedbeeld (VBB)
Het volledig bloedbeeld (VBB) is een standaard laboratoriumtest die wordt uitgevoerd om verschillende componenten van het bloed te meten en te evalueren. Het omvat onder andere het aantal rode bloedcellen (erytrocyten), witte bloedcellen (leukocyten) en bloedplaatjes (trombocyten), evenals de concentratie van hemoglobine en hematocriet.

Slide 28 - Tekstslide

Electrolyten


Elektrolyten zijn mineralen in het bloed en andere lichaamsvloeistoffen die een elektrische lading hebben en essentieel zijn voor verschillende fysiologische processen in het lichaam. 

Natrium (Na+): Natrium is belangrijk voor het handhaven van de osmotische druk in het lichaam en het reguleren van de vochtbalans. Het speelt ook een rol bij zenuwgeleiding en spiercontractie.
Kalium (K+): Kalium is betrokken bij spierfunctie, zenuwgeleiding en het handhaven van de juiste hartslag. Het is ook cruciaal voor het handhaven van de intracellulaire vochtbalans.
Chloride (Cl-): Chloride helpt bij het handhaven van de zuur-basebalans in het lichaam en speelt een rol bij de spijsvertering door maagzuur te vormen.
Bicarbonaat (HCO3-): Bicarbonaat is een belangrijk buffer in het bloed en helpt de pH van het bloed te handhaven.
Calcium (Ca2+): Calcium is essentieel voor botvorming en -onderhoud, spiercontractie, zenuwgeleiding, en bloedstolling.
Magnesium (Mg2+): Magnesium is betrokken bij meer dan 300 enzymatische reacties in het lichaam en speelt een rol bij spierfunctie, zenuwgeleiding, en botmetabolisme.
 












Slide 29 - Tekstslide

Welke bloedwaarde zegt iets over de functie van de nieren
A
Ureum
B
Kreatinine
C
Hemoglobine
D
Hematocriet

Slide 30 - Quizvraag

Nierfuncties
Natrium 
Kalium
UREUM
KREATININE

Slide 31 - Tekstslide

Ureum
Ureum is een afvalproduct bij de eiwitstofwisseling in de lever.

De nieren verwerken het ureum. Deze zorgen voor de terugresorptie (opgenomen in lichaam) en uitscheiding via de nieren.

Een verhoogd of verlaagd ureum zegt wat over hoe goed de nieren functioneren.
Geeft jeuk !

Slide 32 - Tekstslide

Kreatinine
Kreatinine is een afbraakproduct van de spieren in ons lichaam. De stof wordt via de nieren uit ons lichaam verwijderd. De hoeveelheid kreatinine in het bloed is afhankelijk van de nierfunctie, maar ook van de hoeveelheid spieren. 
Bij mannen is het kreatinine dan ook hoger dan bij vrouwen. 

Slide 33 - Tekstslide

Hemoglobine(Hb)
Rode bloedcellen bevatten hemoglobine. 
Hemoglobine is opgebouwd uit diverse eiwit en ijzerstructuren
Hemoglobine zorgt voor de rode kleur in ons bloed.

Belangrijkste functie is transport zuurstof en kooldioxide

Een te laag HB kan duiden op een anemie (bloedarmoede)

Slide 34 - Tekstslide

Hematocriet (HT)
 hematocrietwaarde is het volume van het bloed dat door de rode bloedcellen (erytrocyten) wordt ingenomen, weergegeven als een fractie van het totale bloedvolume. 
oftewel:
De hematocrietwaarde drukt uit hoeveel rode bloedcellen er te vinden zijn in een bepaald bloedvolume.

Slide 35 - Tekstslide

Opdracht labuitslagen

Slide 36 - Tekstslide

Na de meivakantie lymfestelsel

Slide 37 - Tekstslide