Jodendom

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
LevensbeschouwingMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Jodendom

Slide 2 - Woordweb

Introductie
Joden, christenen en moslims geloven in 1 God. Deze God is de schepper van alles wat bestaat. 
Het jodendom, het christendom en de islam:
  • zijn alledrie in het Midden-Oosten ontstaan 
  • komen ook uit elkaar voort
  • zijn 'familie' van elkaar
  • vinden het verhaal over Abraham belangrijk
  • zijn monotheïstisch (= geloof in 1 God)

Slide 3 - Tekstslide

Geloofspunten jodendom:

1. Er is één God
2. Het verbond tussen God en de joden
3. Naleving van de wet
4. Het geloof in een Messias

Slide 4 - Tekstslide

HET VERBOND MET GOD
God is in het Joodse geloof een beschermer. Tussen Joden en God bestaat een afspraak: God belooft het volk een eigen land. De Joden moeten de leefregels van God volgen.

Messias
Joden geloven in de komst van een verlosser (een "messias"). Deze verlosser zal het Rijk van God komen brengen. 

Slide 5 - Tekstslide

STROMINGEN
Orthodoxe joden: houden zich streng aan de regels van de Thora. Nooit melk en vlees samen, de mannen hebben baarden en zwarte kleding. De Thora is geschreven door God. Je bent joods als jouw moeder joods is.

Liberale joden: vinden waarden uit de Thora belangrijk. Thora is geschreven door mensen.

Niet-religieuze joden: zijn wel joods, maar doen niets meer met het geloof. 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

 - GESCHIEDENIS -
De Joden hebben vroeger veel rond getrokken. Zij waren op zoek naar een vaste verblijfplaats, maar werden vaak het 'zwarte schaap'. Ze kregen eigenlijk de schuld van alles wat negatief was.

2000 - 1800 voor Christus.

Begint met aartsvader Abraham. Samen met Izaak en Jacob zijn zij de aartsvaders. Vertrek naar het beloofde land. Abraham vindt houvast in het verbond dat hij met God heeft. 
De belofte van God gaat door zijn zoon Izaak, en op Izaak's zoon Jacob.

Slide 8 - Tekstslide

1300 voor Christus.

Jacob had 12 zonen. Zoon Jozef wordt koning in Egypte. Zijn volk groeit talrijk en leeft eeuwen in Egypte. De farao gebruikt het volk van God echter als slaven. Mozes redt zijn volk en vertrekt naar het beloofde land. Dit noemen we de EXODUS. Hij ontvangt de 10 geboden tijdens deze tocht. 

Slide 9 - Tekstslide

Mozes leidde het Joodse volk uit Egypte (de Exodus). Hij werd als baby in een rieten mandje op de rivier gezet. God redde Mozes omdat God andere plannen had met hem; hij was namelijk de verlosser.


0 - 1000 na Christus.
De Romeinen heersen in deze tijd. Een groep joden vindt gehoor aan de leer van Jezus (Jezus was een jood). De Romeinse landvoogd Pilatus veroordeeld Jezus tot de dood omdat hij een bedreiging vormde voor de bestaande orde. Rond 600 na Christus ontstaat de Islam.

Slide 10 - Tekstslide

De joden komen in opstand tegen de Romeinen. Jeruzalem (en de herbouwde tempel) worden verwoest. In 73 na Christus valt het laatste joodse verzet. Hierop verspreidden de joden zich over de hele wereld. Dit noemen we "diaspora". 

500 - 1500 (De Middeleeuwen)
Joden zijn tijdens de Middeleeuwen vaak als zondebok gezien. Ze kregen de schuld van de Pest en verschillende oorlogen. De christenen verwijten de joden datze Christus vermoord hebben Luther noemt de Joden de "anti-christus".


Slide 11 - Tekstslide

Joden gingen handel drijven. Paus Innocentius de 3e bepaalde dat alle joden duidelijk zichtbaar onderscheidden moesten worden door middel van een gele vlek op hun bovenkleding. Mannen moeten een speciale hoed op. Ze worden in speciale wijken (getti) geplaatst.

Moderne tijd (1900 - nu)
Joden worden nog steeds achtergesteld en vervolgd (dit noemen we "pogroms"; georganiseerde aanvallen op joden). Dieptepunt is de jodenvervolging door de Nazi's tijdens WOII. In 1934 waren er 8 miljoen joden. In 1950 nog maar 1,5 miljoen joden. Auschwitz is het meeste beruchte vernietigingskamp. 

Slide 12 - Tekstslide

Moderne tijd
In 1947 besluit de VN om Palestina te verdelen in een Joodse en een Arabische staat. Op 14 mei 1948 is Israel een feit. Niet alle Palestijnen zijn het daar mee eens. Er volgen meerdere oorlogen: er is nog steeds geen vrede.

Slide 13 - Tekstslide

PARAGRAAF

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht:

- Op pagina 70 t/m 75 staan 3 levensvragen. Noteer deze in je aantekeningenschrift.
- Lees de tekst en noteer kort wat het antwoord is op elke levensvraag.

- Na afloop: controle en eventueel aanvullen a.d.h.v. samenvatting docent. 


Slide 15 - Tekstslide

Wat is belangrijk?

  1. Voor joden geldt dat de liefde tot God en de naastenliefde heel belangrijk zijn. 
  2. "Wat je niet wilt dat jou overkomt, laat dat ook een ander niet overkomen".
  3. Rechtvaardigheid

Slide 16 - Tekstslide

Wie is de mens?
Volgens joden;
1. De mens is geschapen naar het beeld van God (liefdevol, rechtvaardig, hulpvaardig en troostend).
2. De mens heeft een vrije wil. Je mag zelf kiezen of je de goede of de verkeerde weg volgt.
3. De mens is beperkt. Mensen kunnen niet alles. Sommige dingen moet je aan God overlaten.

Slide 17 - Tekstslide

Hoe leven mensen met elkaar samen?
De 10 geboden zijn richtlijnen voor het samenleven van je medemens en over hoe je de relatie met God moet onderhouden. 

Wat zijn de 10 geboden? (zie pagina 75)

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht:

1: Teken 2 van de 10 geboden uit. Wees creatief; maak het niet te eenvoudig om te raden! Dit mag op een los blad of in je aantekeningenschrift. Noteer ook je naam.
2: De docent haalt alles op en deelt het willekeurig uit in de klas.
3: Noteer welke geboden jij denkt dat getekend zijn.
4: Controle door de leerling.


Slide 19 - Tekstslide

Wat zijn de 10 geboden? Geef voorbeelden!

Slide 20 - Open vraag

Paragraaf 5
Inspirerende personen: de joodse filosoof Martin Buber.

Ieder mens heeft iets unieks / eigens: iets wat hem of haar onderscheidt van een ander. Als je mensen in hokjes stopt, zie je niet meer het unieke van die persoon. In hokjes stoppen leidt naar vooroordelen.

Dit is gevaarlijk want dit leidt weer tot discriminatie. Mensen krijgen dan geen gelijke kansen of lijden onnodig pijn.
De ik-jij-relatie wordt een ik-het-relatie: de mens (subject) wordt een ding (object).
Ontmoeting met de ander is belangrijk: heeft iets "goddelijks": God is heel dichtbij. 

Slide 21 - Tekstslide

De TeNaCH
"TeNaCH" is het joodse woord voor Bijbel. In het Christendom wordt dit het "oude Testament" genoemd. Voordat ze op werden geschreven, werden ze door verteld. Dit noemen we de "Mondelinge Thora".

De TeNaCH bestaat uit drie delen, namelijk:
  • Thora (wet, onderwijzing)
  • Nebiim (profeten)
  • Chetubim (geschriften)

Slide 22 - Tekstslide

  • Sabbat. Rustdag van vrijdag na zonsondergang t/m zaterdag. Een Heilige dag; er mag niet gewerkt worden. 
  • Bar / Bat Mitswa: volwassen worden (jongens: 13 jaar en meisjes: 12 jaar).
  • Besnijdenis.
  • Huwelijk: verbond tussen man en vrouw, maar ook tussen God en het Joodse volk.
  • Joodse symbolen: keppeltje, Menora en Davidster.
  • Synagoge: plek waar Joden samenkomen voor gebed en het voorlezen uit de TeNaCH. Bid- en leerhuis. De geestelijk leider van een synagoge noemen we een "Rabbijn". 

Slide 23 - Tekstslide

Koosjer
Drie regels uit de Thora die bepalen of voedsel kosjer is (geloorloofd): 
  • Alleen “reine” dieren (geen varken)
  • Geen bloed in eten (rituele slachting) 
  • Vlees en zuivel niet samen eten of bereiden 

Slide 24 - Tekstslide

Paragraaf 6
De joodse identiteit: 
1. Persoonlijke levensgeschiedenis
2. De joodse levensbeschouwing
3. De Nederlandse cultuur
4. Holocaust en antisemitisme 
5. Israël en het zionisme 

Slide 25 - Tekstslide