Elektriciteit klas 4 test 2

Van een onbekende weerstand wordt de weerstand gemeten met een spanningsmeter en een stroommeter. Hieronder zijn drie schakelingen getekend, wat is de juiste schakeling?
A
Schakeling I
B
Schakeling II
C
Schakeling III
D
Schakeling II en III
1 / 12
volgende
Slide 1: Quizvraag
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Van een onbekende weerstand wordt de weerstand gemeten met een spanningsmeter en een stroommeter. Hieronder zijn drie schakelingen getekend, wat is de juiste schakeling?
A
Schakeling I
B
Schakeling II
C
Schakeling III
D
Schakeling II en III

Slide 1 - Quizvraag

Zie schakeling hiernaast
Je maakt de spanning van de spanningsbron 2 keer zo groot.
Het totale vermogen dat de bron levert is nu:
A
twee keer zo groot
B
vier keer zo groot
C
tussen twee en vier keer zo groot
D
meer dan vier keer zo groot

Slide 2 - Quizvraag

Een nichroom draad heeft een lengte van 80 cm. De weerstand van de draad is 9,1 Ω. De diameter van de draad is:
A
1,75 mm
B
4,0 mm
C
2,0 mm
D
0,35 mm

Slide 3 - Quizvraag

Een aantal apparaten op een groep van een huisinstallatie is ingeschakeld. De vervangingsweerstand van deze apparaten is 200 Ω. Er wordt nog een apparaat met een weerstand groter dan 200 Ω op dezelfde groep ingeschakeld. Wat geldt er voor de vervangingsweerstand in de nieuwe situatie?
A
Deze is kleiner dan 100 Ω.
B
Deze ligt tussen 100 en 200 Ω.
C
Deze is groter dan 200 Ω.
D
Deze kan alle mogelijke waarden hebben.

Slide 4 - Quizvraag

Je sluit een lampje (12 Volt) aan op een auto-accu (12 Volt). Je sluit een tweede lampje aan. Je wilt dat dit lampje even fel brandt als het eerste lampje brandde voordat je het tweede aansloot.
Hoe sluit je de lampjes aan?
A
parallel
B
in serie
C
in serie met een extra weerstand
D
maakt niet uit

Slide 5 - Quizvraag

De weerstand van een LDR neemt toe als  . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

De weerstand van een PTC neemt toe als  . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

De weerstand van een NTC neemt toe als  . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
minder licht op valt
meer licht op valt
de temperatuur stijgt
de temperatuur daalt

Slide 6 - Sleepvraag

Een NTC is in serie geschakeld met een weerstand.
De temperatuur van de NTC gaat omhoog. De weerstand van de NTC gaat . . . . . . . . . . . .  De stroom in de schakeling gaat . . . . . . . . . . . .
De spanning over de vaste weerstand gaat 
. . . . . . . . . . . .  .
De spanning over de NTC gaat . . . . . . . . . . . .  .
omhoog
omlaag

Slide 7 - Sleepvraag

Slide 8 - Tekstslide


A
schakeling A
B
schakeling B
C
schakeling C
D
schakeling D

Slide 9 - Quizvraag


A
10 Ω
B
20 Ω
C
5 Ω
D
80 Ω

Slide 10 - Quizvraag

We beschouwen een metalen ring. Tussen de punten P en Q wordt een weerstand van 20 Ω gemeten. Welke weerstand meet je tussen P en R?
A
10 Ω
B
15 Ω
C
20 Ω
D
Niet mogelijk te bepalen.

Slide 11 - Quizvraag

Een gloeilamp (230 V; 60 W) brandt al geruime tijd. De gloeidraad is door verdamping van het metaal iets dunner geworden. Neem aan dat de temperatuur van de gloeidraad constant blijft. De weerstand van de gloeidraad is
A
toegenomen en daardoor is het vermogen toegenomen.
B
afgenomen en daardoor is het vermogen afgenomen.
C
afgenomen en daardoor is het vermogen toegenomen.
D
toegenomen en daardoor is het vermogen afgenomen.

Slide 12 - Quizvraag