In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Lezen hoofdstuk 4
TH1S - Herhaling
Slide 1 - Tekstslide
Tekstverbanden en signaalwoorden
In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea's met elkaar samen.
Verbanden in een tekst kun je herkennen aan signaalwoorden.
Slide 2 - Tekstslide
Wat doet een chronologisch verband?
A
een samenvatting geven
B
dingen achter elkaar opnoemen
C
extra informatie geven
D
gebeurtenissen in de goede volgorde zetten
Slide 3 - Quizvraag
Welke signaalwoorden horen bij een opsommend verband?
A
ten eerste, terwijl,
in 2013
B
tegenover, zoals, denk aan
C
ten tweede, ook, ten slotte
Slide 4 - Quizvraag
'Aan de ene kant hou ik van de zomer, maar aan de andere kant vind ik het ook leuk als het sneeuwt.'
Welk verband staat in deze zin?
A
chronologisch verband
B
opsommend verband
C
tegenstellend verband
D
toelichtend verband
Slide 5 - Quizvraag
Wat wordt er in een toelichtend verband vaak gedaan?
Slide 6 - Open vraag
Welke 3 signaalwoorden voor een chronologisch verband vind je in de volgende tekst?
''s Morgens begin ik met een kopje koffie, daarna ga ik douchen en vervolgens doe ik mijn skincareroutine.'
Slide 7 - Open vraag
Welke 3 signaalwoorden voor een opsommend verband vind je in de volgende tekst? 'Om te beginnen wil ik zeggen dat ik klaar ben met de lockdown. Bovendien heb ik al lang niks leuks meer gedaan, bijvoorbeeld op vakantie gaan. Verder vind ik het thuiszitten heel stom, zo word ik erg moe van mijn ouders.'
Slide 8 - Open vraag
Wat betekent 'jolig'?
A
voorzichtig
B
een groot verschil
C
vrolijk; uitbundig
Slide 9 - Quizvraag
'Een verschil van dag en nacht' is?
A
Een groot verschil
B
Een verschil dat je bijna niet ziet
Slide 10 - Quizvraag
Als iets 'grimmig' is, dan is iets...
A
erg bijzonder
B
opwindend; spannend
C
onprettig; griezelig
D
nog niet eerder voorgekomen
Slide 11 - Quizvraag
'Afbladderen' betekent...
A
Met kleine schilfertjes loslaten
B
Met grote kracht slaan; duwen
Slide 12 - Quizvraag
Als je iets 'met beleid' doet, dan doe je dat...
A
vrolijk
B
met grote kracht
C
uitbundig
D
voorzichtig
Slide 13 - Quizvraag
Als iemand 'weldenkend' is, dan is diegene...
A
verstandig
B
voorzichtig
C
verdrietig
D
dom
Slide 14 - Quizvraag
Een 'schoft' is...
A
een stap waarbij een dier zijn poot optilt en naar voren steekt