Les heures - b1z

Les heures
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les heures

Slide 1 - Tekstslide

Les heures
In het Frans gaan de kloktijden iets anders dan in het Nederlands. Eerst eens kijken naar de hele/halve/kwarturen
1. Kwart over = en een kwart (et quart) 
2. Half = en een half (et demie)
3. kwart voor = min een kwart (moins le quart)

Slide 2 - Tekstslide

Combine l'heure avec le bon horloge
Il est une heure
Il est une heure et quart
Il est une heure moins le quart
Il est une heure et demie

Slide 3 - Sleepvraag

Het is ... 
Wanneer je in het Frans wilt zeggen hoelaat het is zeg je altijd: 
  • Il est ...  = Het is ...

Dus:
  • Het is 3 uur =il est trois heures
  • Het is kwart over 3 = il est trois heures et quart
  • Het is half 4 = il est trois heures et demie
  • Het is kwart voor 4 = il est quatre heures moins le quart 

Slide 4 - Tekstslide

Traduis:
1. Het is vijf uur. 3. Het is half 6.
2. Het is kwart over 5. 4. Het is kwart voor 6.

Slide 5 - Open vraag

Weet je het nog? 
- Wanneer het 12 uur is zeg je in Het Frans niet 'Il est douze heures.
- Er is een verschil tussen 12 uur 's middags en 12 uur 's nachts. 
Attention! Het is half 1  
1. Il est midi/minuit et dem
Il est minuit
Il est douze heures
Il est midi

Slide 6 - Sleepvraag

Traduis:
1. Het is 12 uur 's middags.
2. Het is kwart over 12 's nachts
3. Het is kwart half 1 's nachts.
4. Het is kwart voor 12 's middags.

Slide 7 - Open vraag


Slide 8 - Open vraag

Les heures
In het Frans gaan de kloktijden iets anders dan in het Nederlands.
Voor het halve uur tellen ze vooruit...
- 5 over 1 = 1 uur + 5 (une heure cinq)
- 10 over 1 = 1 uur + 10 (une heure dix)
- 10 voor half 2 = 1 uur + 20 (une heure vingt)
- 5 voor half 2 = 1 uur + 25 (une heure vingt-cinq)

Slide 9 - Tekstslide

Les heures
In het Frans gaan de kloktijden iets anders dan in het Nederlands. 
Na het halve uur gaan ze terugtellen...
- 5 over half 2 = 2 uur - 25 (une heure moins vingt-cinq)
- 10 over half 2 = 1 uur - 20 (une heure moins vingt)
- 10 voor 2 = 2 uur - 10 (une heure moins dix)
- 5 voor half 2 = 2 uur - 5 (une heure moins cinq)

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Combine l'heure avec la description
01h05
01h10
01h20
01h25
01h35
01h40
01h50
01h55
Il est une heure cinq 
Il est une heure dix
Il est une heure vingt
Il est une heure vingt-cinq
Il est deux heures moins cinq
Il est deux heures moins dix
Il est deux heures moins vingt
Il est deux heures moins vingt-cinq

Slide 12 - Sleepvraag

Traduis:
1. Het is 10 over 8. 3. Het is 5 over half 9.
2. Het is 10 voor half 9 4. Het is 5 voor 9.

Slide 13 - Open vraag

Heden, verleden, toekomst

  • Tegenwoordige tijd (présent): Il est + tijd
    - ex. Il est trois heures dix. Je fais mes devoirs 
              Het is tien over drie. Ik maak mijn huiswerk.
  • Verleden tijd (passé composé): à + tijd 
    - ex. À trois heures dix, j'ai fait mes devoirs.
             Om tien over drie maakte ik mijn huiswerk.
  • Toekomende tijd (futur proche): à + tijd
    - ex. À trois heures dix, je vais faire mes devoirs."     
              Om tien over drie ga ik mijn huiswerk maken. 

Slide 14 - Tekstslide

Is het in het verleden/heden/toekomst gebeurd? Sleep de zinnen naar het juiste vakje.
Présent
Passé composé
Futur proche
Il est huit heures et demie. Je regarde la télé.
À neuf heures vingt, je vais aller à l'école.
À sept heures moins vingt, j'ai fait du foot avec mes amis.
À huit heures moins dix, j'ai mangé un croissant.
Il est midi et quart. je rentre de l'école.

Slide 15 - Sleepvraag

Traduis:
Het is nu 12 uur 's middags. Om 10 voor half 4 ga ik hockeyen. Om 10 over half 11 heb ik op de Playstations gespeeld.

Slide 16 - Open vraag

Une journée dans ton journal 

  • Je gaat een verhaal schrijven in je dakboek (ton journal)

  • Réponds aux questions:
    1. Quelle heure est-il maintenant?
    2. Qu'est ce que tu as déjà fait aujourd'hui?
    3. Qu'est-ce que tu vas encore faire aujourd'hui?

  • Geef bij elke gebeurtenis aan hoe laat het was (zie vorige dia)
  • Gebruik maximaal 2 keer hele/halve/kwarturen! 
  • Ben je begonnen bij de kleur:
    - vert : Schrijf 1 zin per vraag 
    - rose: Geef antwoord op vraag 1 en schrijf twee zinnen over vraag twee en twee zinnen over vraag drie.     
    - bleu: Geef antwoord op vraag 1 en schrijf drie zinnen over vraag twee en drie zinnen over vraag drie. 
  • Typ de zinnen op de volgende dia!

Slide 17 - Tekstslide

Mardi le 12 mai 2020

Slide 18 - Open vraag