2.5 werkwoorden door elkaar

Werkwoorden door elkaar
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Werkwoorden door elkaar

Slide 1 - Tekstslide

Het kleine meisje raakte (wennen) ............................. aan de basisschool
A
wennen
B
gewent
C
gewend

Slide 2 - Quizvraag

Voor het bleken van tanden heeft hij veel geld ............................ (betalen)
A
betaalt
B
betaald

Slide 3 - Quizvraag

Ik (vinden) ............................. dat alle stages betaald zouden moeten zijn
A
vind
B
vindt

Slide 4 - Quizvraag

Wij (genieten) ......................... gisteren erg van de zon
A
genietten
B
genooten
C
genoten

Slide 5 - Quizvraag

Hij heeft zijn diploma voor installateur ..................... (verdienen)
A
verdient
B
verdiend

Slide 6 - Quizvraag

Hij (worden) ............................. erg gepest op school.
A
word
B
wordt

Slide 7 - Quizvraag

(horen) ............. jij ook dat geluid?
A
Hoor
B
Hoort

Slide 8 - Quizvraag

(Worden) ................... jij ook veertig deze winter?
A
word
B
wordt

Slide 9 - Quizvraag

De term tremor (worden).............. gebruikt voor ongewild trillen of beven.
A
word
B
wordt

Slide 10 - Quizvraag

De docent Nederlands (proberen) ................................. de studenten aan het lezen te krijgen
A
probeert
B
probeerd

Slide 11 - Quizvraag

De diabetespatiënt heeft (proberen) .............. zijn glucosegehalte op peil te krijgen.
A
geprobeert
B
geproberd
C
geprobeerd

Slide 12 - Quizvraag

De gemotiveerde studenten (proberen) .......................... de klas over te halen met argumenten.
A
probeerten
B
probeerde
C
probeerden

Slide 13 - Quizvraag

De 18-jarige (bestellen) .................................... een biertje.
A
bestelt
B
besteld
C
besteldt

Slide 14 - Quizvraag

Hij is (starten) .......................met de opleiding Monteur Werktuigkundige Installaties.
A
gestart
B
gestard

Slide 15 - Quizvraag

Er is een brief naar ouders (sturen)......................, omdat waterpokken erg besmettelijk zijn.
A
gestuurt
B
gestuurd

Slide 16 - Quizvraag

In de medicatieketen wordt (evalueren)..................... of er goed is gehandeld.
A
geëvaluereert
B
geëvalueerd
C
geëvolueerd
D
geëvacueerd

Slide 17 - Quizvraag