In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 40 min
Onderdelen in deze les
6.3 de was doen
Slide 1 - Tekstslide
Wat hadden we de vorige paragraaf geleerd?
Slide 2 - Tekstslide
Hoort opruimen bij het verzorgen van je kamer?
A
Ja
B
Nee
Slide 3 - Quizvraag
Als je je kamer schoon gaat maken, moet je dan onder of boven beginnen?
A
Onder
B
Boven
Slide 4 - Quizvraag
Kun je allergisch zijn voor huisstofmijt?
A
Ja
B
Nee
Slide 5 - Quizvraag
Lesdoel van 6.3
Aan het eind van deze les weet je:
- Hoe een kledingstuk is gemaakt
- Wat het verschil is tussen natuurlijke en synthetische vezels
- Welke eigenschappen de verschillende stoffen hebben
- Hoe je was sorteert
- Welke soorten wasmiddelen er zijn
- Wat de tekens in een etiket van je kleding betekenen
Slide 6 - Tekstslide
Van vezel tot kledingstuk
Kledingstukken zijn gemaakt van dunne draadjes --> Vezels
Alle vezels samen --> Draad
Draden die verweven zijn --> Stof
En van stof word je shirt/kledingstuk gemaakt.
van groot naar klein:
Slide 7 - Tekstslide
Waar komen de vezels vandaan?
Natuurlijke vezels (komen uit de natuur)
katoen en linnen --> planten
Wol en zijde --> dieren
Synthetische vezels
Vezels uit aardolie: Nylon en Polyester
(worden in fabrieken gemaakt)
Slide 8 - Tekstslide
DIERLIJKE VEZELS
Slide 9 - Tekstslide
EIGENSCHAPPEN VAN WOL
- warm
- neemt veel vocht op
- brand niet zo snel
- krimpt al je het te heet wast
Slide 10 - Tekstslide
PLANTAARDIGE VEZELS
Slide 11 - Tekstslide
EIGENSCHAPPEN VAN KATOEN
- neemt veel vocht op
- is luchtig in dragen
- kan heet gewassen worden
- zacht en soepel
- brandt snel
Slide 12 - Tekstslide
SYNTHETISCHE VEZELS
Slide 13 - Tekstslide
SYNTHETISCHE VEZELS
- neemt geen vocht op
- houdt je bijna niet warm
- kreukt niet
- als het brandt, smelt het
- kunnen niet tegen hete tempraturen
Slide 14 - Tekstslide
Natuurlijke vezels
Synthetische vezels
Katoen
Linnen
Nylon
Polyester
Wol
Zijde
Slide 15 - Sleepvraag
Slide 16 - Video
KLEDING WASSEN
Je moet regelmatig je kleding wassen want.
kleding wordt vuil --> schone kleding ziet er beter uit
vuile kleding stinkt--> ruikt fris
zitten ziekteverwekkers in --> hygiëne
Slide 17 - Tekstslide
WAS SORTEREN
hoe doe je dat .... WAS sorteren
- let op de kleur
- kijk op welke temperatuur er gewassen mag worden
- let op WOL & ZIJDE
Als je kleding te heet wast, kan het KRIMPEN EN VERKLEUREN
Slide 18 - Tekstslide
SOORTEN WAS & WASMIDDELEN
WAS
1. WITTE WAS (alleen witte kledingstukken)
2. BONTE WAS (alleen gekleurde kledingstukken)
3. FIJNE WAS (kledingstukken die kwetsbaar zijn
WASMIDDELEN
1. WITWASMIDDELEN (voor witte en lichtgekleurde was)
2. BONTWASMIDDELEN (voor gekleurde was)
3. TOTAALWASMIDDELEN (voor elke was)
4. FIJNWASMIDDELEN (voor wol en andere fijne stoffen en HANDWAS)
Slide 19 - Tekstslide
WASMIDDEL
Wassen doe je met water en zeep.
Alleen water kan niet het vettige vuil weghalen.
(vet lost niet op in water met zeep erbij wel)
bleekmiddel in wasmiddel maken ziekteverwekkers dood
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Video
Wat staat er nu op verpakking van een wasmiddel?
Hierop staan WASAANWIJZINGEN
Bij welke tempratuur je moet wassen
Hoeveel wasmiddel heb je nodig --> dosering
Of het in de wasmachine mag --> anders handwas
Slide 22 - Tekstslide
Maak deze opdracht in je boek op blz 87 opdracht 34
Slide 23 - Tekstslide
ETIKETTEN
van welke stof is het gemaakt
hoe moet je de kleding wassen (onderhouden)
of beide op 1 etiket
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Hoe ziet een wasmachine knop eruit?
Slide 26 - Tekstslide
Waar doe je nu wat in?
Grote vakje doe je wasmiddel (rode vakje)
In de blauwe wasverzachter
In de gele voorwas (gebruik je niet vaak)
Slide 27 - Tekstslide
Praktische opdracht
Kijk in je eigen kleding: noteer op het velletje welke etiketten je ziet en teken deze etiketten schrijf in de andere kolom wat je moet doen als je dit in de wasmachine stopt.
Daarna pak je een kledingstuk of wasgoed van de stapel en maak dezelfde opdracht. Dus je levert 2 blaadjes in bij mij (1 kledingstuk van jezelf en 1 van Jonne)