H3 par. 3.4 De verspreiding van het Christendom

Hoofdstuk 3 
Paragraaf 4
De verspreiding van het christendom
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3 
Paragraaf 4
De verspreiding van het christendom

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze paragraaf:
  • Weet je wat heidenen waren.
  • Weet je wie Bonifatius en Willibrord waren.
  • Weet je waarom kloosters belangrijk waren bij het verspreiden van het christendom.
  • Kun je uitleggen hoe het Christendom verspreid werd over Europa.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Weet je op welke manier de kerk invloed had op het dagelijks leven van mensen. 
  • Weet je welke drie standen er in de Middeleeuwen waren.
  • Kun je uitleggen welke taken de verschillende standen hadden.

Slide 3 - Tekstslide

Germaanse goden
  • Rond 500 geloofden veel mensen in het huidige Nederland en Duitsland in Germaanse goden:
  • Bijv. Donar & Freya
  • Natuurgoden.
  • Vereren van stenen, heilige bomen
  •  en bronnen.

Slide 4 - Tekstslide

Heidenen
  • Christenen vonden dit verkeerd.
  • Ze noemden deze mensen heidenen.
  • En wilden hen bekeren tot het christendom

Slide 5 - Tekstslide

Bekeren
  • In de 7e & 8e eeuw
  • Ierse en Engelse monniken kwamen naar onze streken.
  • Bijv. Willibrord & Bonifatius.
  • Stichtten hier kloosters.

Slide 6 - Tekstslide

Kloosters
  • Monniken en nonnen leefden hier afgescheiden van de buitenwereld.
  • Leven in dienst van het geloof stellen.
  • Schreven boeken over, zorgden voor zieken.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Kloosters
  • Vanuit de kloosters verspreidden monniken het christendom.
  • Reisden door Germaanse gebieden om te vertellen over Christus.
  • Vernielden Germaanse heiligdomen en hakten heilige bomen om.
  • Wilden laten zien dat Germaanse goden niet bestonden.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Willibrord was een Engelse missionaris die probeerden de Friezen tot het Christendom te bekeren. De Friezen zaten daar niet op te wachten.
Bonifatius was ook een Engelse missionaris die probeerde de Friezen te bekeren. Dit lukte niet: in 754 werd hij door Friezen in Dokkum vermoord.

Slide 14 - Tekstslide

  • Monniken kregen op hun tochten om mensen te bekeren hulp en bescherming van Frankische koningen.

Slide 15 - Tekstslide

  • Steeds meer Germanen bekeerden zich tot het Christendom.
  • Om de overgang naar het nieuwe geloof wat makkelijk te maken bedachten priesters iets slims.
  • Ze koppelde de heidense feesten aan belangrijke christelijke gebeurtenissen...

Slide 16 - Tekstslide

Midwinterfeest werd Kerstmis
Germanen vierden het midwinterfeest: 
De Germanen maakten licht en versieren bomen om te zorgen dat de lente terug zou komen. 
De kerk maakte daar het kerstfeest van. 
Om de geboorte van Jezus te vieren.  

Slide 17 - Tekstslide

Lentefeest werd Pasen
De Germanen hadden een Lentefeest: 
Grote vuren om de winter te verdrijven. 
De christenen maakten hier het Paasfeest van. 
Hierbij werd gevierd dat Jezus was opgestaan uit de dood.  

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Invloed op dagelijks leven
Geloof speelde een steeds grotere rol in het dagelijks leven.
Elk dorp had een kerk en een priester.
De priester hielp gelovigen om te leven volgens de christelijke regels: dopen & trouwen in de kerk.
Elke zondag gingen christenen naar de kerk.
In de grond van de kerk werden doden begraven.
Op zon- en feestdagen hoefde je niet te werken.

Slide 20 - Tekstslide

Hemel & de hel
Als je je aan de regels van de kerk hield, 
zou je na de dood in de hemel komen.
Als je slecht leefde, moest je eeuwig branden in de hel.
Mensen waren bang om in de hel te komen en luisterden daarom goed naar de geestelijken.
Alleen geestelijken hadden immers contact met god.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Standensamenleving
  • Ieder had zijn eigen plek en taak
  • 1. Geestelijken
  • 2. Adel
  • 3. Boeren

Slide 23 - Tekstslide

Standensamenleving
  • Geestelijkheid bidden voor de mensen.
  • Edelen beschermen geestelijken en boeren.
  • Boeren bewerkten het land en zorgden voor voedsel

Slide 24 - Tekstslide

Wisselen van stand?
  • Werd je geboren als edelman, dan bleef je edelman en waren je kinderen ook van adel.
  • Een boer kon dus geen edelman worden.
  • Wel kon je als boer geestelijke worden, namelijk een lage geestelijke: bijv. monnik, non.
  • Als edelman werd je een hoge geestelijke: bijv. bisschop.

Slide 25 - Tekstslide

Bedenk waarom Frankische koningen hulp en bescherming gaven aan monniken die Germanen probeerden te bekeren.
timer
1:00

Slide 26 - Open vraag

Wat is de beste omschrijving van het begrip ‘geestelijken’?
Kies het juiste antwoord.
timer
0:20
A
mensen die in God geloven
B
mensen die iedere week naar de kerk gaan
C
mensen die in dienst zijn van de kerk
D
mensen die voor andere mensen bidden

Slide 27 - Quizvraag

Door het harde leven gingen veel mensen het christendom extra belangrijk vinden. Waarom was dat zo?
timer
0:20
A
De mensen hoopten dat God hen zou beschermen tegen honger, ziekte en dood.
B
In de Bijbel staat hoe je betere medicijnen kunt maken en hoe je grotere oogsten kunt krijgen.
C
Als je christen was, mocht je in een klooster wonen. Daar was wel genoeg voedsel.
D
Als je arm, maar goed geleefd had, werd je na je dood erg rijk in de hemel.

Slide 28 - Quizvraag

Welke stand was het belangrijkste in de Middeleeuwen?
timer
0:20
A
De 3e stand, de boeren zorgden immers voor voedsel
B
De 2e stand, de edelen zorgden immers voor bescherming.
C
De 1e stand, de geestelijken hadden immers contact met God.
D
Alle standen waren even belangrijk.

Slide 29 - Quizvraag

Sleep de teksten naar de juiste plek in de afbeelding
timer
1:00
Ik ben van adel
Ik ben een geestelijke
Ik betaal pacht
Eerste stand
Tweede stand
Derde stand

Slide 30 - Sleepvraag

Schrijf 2 dingen op die je vandaag geleerd hebt.

Slide 31 - Open vraag

Wat vind je nog lastig?

Slide 32 - Open vraag

Aan de slag
Wat? Eerst ga je de tekst van par. 3.4  lezen  en daarna maak je de opdr. van par. 3.4 tot de toepassingsopdracht.
Hoe? Alleen 
Hulp? Bij je buurman/buurvrouw. Kom je er samen niet uit? Dan bij je docent. 
Tijd? Tot het einde van de les. 
Klaar? Dan ga je de toepassingsopdracht maken. Daarna werk je de leerdoelen uit van par. 3.4. Je kunt ook de TestJezelf maken in SOM.

Slide 33 - Tekstslide