Cognitieve stroming van Piaget

Cognitieve stroming van Piaget +opvoedstijlen
RSBK
Week 3
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Cognitieve stroming van Piaget +opvoedstijlen
RSBK
Week 3

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag 
Je kent de theorie van Piaget met bijbehorende ontwikkelingsfases.​


Je voert een onderzoek uit over socialisatieprocessen en opvoedstijlen.

Slide 2 - Tekstslide

de cognitieve stroming
De ontwikkeling van een kind is heel belangrijk voor de verdere levensloop, ook wanneer het kind al volwassen is. ​


De Zwitserse psycholoog Jean Piaget (1896-1980) verdeelde deze ontwikkeling van kinderen in 4 verschillende fasen.​

Deze stroming zit verwerkt in ons schoolsysteem. Leeftijdgenoten zitten bij elkaar in de klas (dezelfde mentale fase)



Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Welk speelgoed past niet in de sensomotorische fase? (0-2 jaar)
A
rammelaar
B
lego-poppetje
C
loopfiets
D
prentenboekje

Slide 5 - Quizvraag

In de pre-operationele fase (0-2) denkt een kind dat iets verdwenen is als hij het niet ziet, hoe noem je dit?
A
decentreren
B
Magisch denken
C
objectpermanentie
D
abstract denken

Slide 6 - Quizvraag

Sensomotorische fase 
- 0 – 2 jaar
- De wereld verkennen door zintuigen (senso) en door te bewegen (motorisch)
- Waarnemen en bewegen beïnvloeden elkaar
- ‘Object-permanentie’. Iets is er nog steeds, ook al zie je het niet. Rond de 8-12 maanden ontdekken kinderen dat een voorwerp uit het zicht nog wel bestaat.

Slide 7 - Tekstslide

Yara durft niet te slapen, ze is bang voor de spook onder haar bed, bij welke fase hoort dit?
A
sensomotorisch (0-2)
B
pre-operationeel (2-7)
C
concreet-operationeel (7-12)
D
Formeel-operationeel (12 en ouder)

Slide 8 - Quizvraag

In de pre-operationele (2-7) fase is het kind erg op zichzelf gericht
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Pre operationeel 
- 2 – 7 jaar
- Kind nog veel op zichzelf gericht
- Werkelijkheid en fantasie lopen door elkaar heen
- Animisch denken: spullen en dieren zijn levend
- Kind leert denken in symbolen en objecten: getallen en letters leren bijvoorbeeld
- Regels hangen samen met straffen en belonen 

Slide 10 - Tekstslide

Bij welke fase snapt het kind dat in beide glazen evenveel water zit?
A
Sensomotorisch (0-2)
B
Pre operationeel (2-7)
C
concreet operationeel (7-12)
D
formeel operationeel (12 jaar en ouder)

Slide 11 - Quizvraag

concreet operationeel
- 7 – 12 jaar
- Kind leert zelf dingen te ondernemen
- Kind kan dingen ‘uit het hoofd’ doen (iets natekenen bijvoorbeeld)
- Verschil tussen fantasie en werkelijkheid
- Kind kan ‘decentreren’ -> verschillende factoren die ergens toe leiden, een ruzie bijvoorbeeld.


Slide 12 - Tekstslide

Nadenken over iets wat er niet is noem je?
A
reflecteren
B
abstract denken
C
psychische operatie
D
conservatie

Slide 13 - Quizvraag

in welke fase komt abstract denken voor?
A
sensomotorisch (0-2)
B
pre operationeel (2-7)
C
concreet operationeel (7-12)
D
Formeel operationeel (12 jaar en ouder)

Slide 14 - Quizvraag

Formeel operationeel 
- Vanaf 12 jaar
- Kind leer ‘wetenschappelijk’ te denken. Het kan denken in wat er allemaal ‘mogelijk’ is, zonder het te kennen
- Kind kan abstract denken over lastige onderwerpen; het leven, relaties, rechtvaardigheid, nadenken over het eigen denken.
- Kind ontwikkelt eigen ‘regels’ die los kunnen staan van hun opvoeders en/of leeftijdgenoten

Slide 15 - Tekstslide

3.2 Van Peuter tot puber
Begrippen slepen en een korte open vraag 1XP

Slide 16 - Tekstslide

3.3 samen onderzoeken
socialisatieprocessen: 'het proces waarbij iemand – bewust en onbewust – de waarden, normen en andere cultuurkenmerken van zijn groep krijgt aangeleerd.

Wat is opvoeden? Hoe kan dit per opvoeding verschillen?  


Slide 17 - Tekstslide

Opvoedstijlen

Slide 18 - Tekstslide

Bij welke opvoedstijl zijn de kinderen de baas?
A
Democratisch
B
autoritair
C
toegeeflijk
D
verwaarlozend

Slide 19 - Quizvraag

Welke opvoedstijl zag je vroeger heel veel?
A
democratisch
B
autoritair
C
toegeeflijk
D
verwaarlozend

Slide 20 - Quizvraag

Welke opvoedstijl kost veel tijd en is moeilijk vol te houden voor ouder?
A
democratisch
B
autoritair
C
toegeeflijk
D
verwaarlozend

Slide 21 - Quizvraag

Welke opvoedstijl wordt niet vaak bewust gekozen maar door een bepaalde situatie? Bijv. druk met werk
A
democratisch
B
autoritair
C
toegeeflijk
D
verwaarlozend

Slide 22 - Quizvraag

welke opvoedstijl lijkt jouw het beste?
A
democratisch
B
autoritair
C
toegeeflijk
D
verwaarlozend

Slide 23 - Quizvraag

Aan de slag 
3.2 peuter tot puber
3.3 samen onderzoeken

Volgende week: ontwikkeling puber 

Slide 24 - Tekstslide