Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Burgerschap Gym les 3
Wat gaan we doen?
Een quiz over je sportkennis
Woordenschat: werkwoorden in de sport
Zinnen ontleden: persoonsvorm en onderwerp
Aan het einde van de quiz kun je nog een challenge vinden!
1 / 36
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands/NT2
MBO
Studiejaar 1
In deze les zitten
36 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Wat gaan we doen?
Een quiz over je sportkennis
Woordenschat: werkwoorden in de sport
Zinnen ontleden: persoonsvorm en onderwerp
Aan het einde van de quiz kun je nog een challenge vinden!
Slide 1 - Tekstslide
Oefenvraag:
Wie is deze voetballer?
A
Cristiano Ronaldo
B
Lionel Messi
C
Frenkie de Jong
D
Neymar
Slide 2 - Quizvraag
Vraag 1:
Welke sport is dit?
A
Tennis
B
Badminton
C
Squash
D
Paddle
Slide 3 - Quizvraag
Vraag 2:
Welke sport is dit?
A
Volleybal
B
Basketbal
C
Badminton
D
Hockey
Slide 4 - Quizvraag
Vraag 3:
Welke sport is dit?
A
Hockey
B
Floorball
C
Sjoelen
D
IJshockey
Slide 5 - Quizvraag
Vraag 5:
Welke sport is dit?
A
Trefbal
B
Volleybal
C
Handbal
D
Voetbal
Slide 6 - Quizvraag
Vraag 6:
Bij welke sport hoort dit?
A
Honkbal/softbal
B
Golf
C
Cricket
D
Atletiek
Slide 7 - Quizvraag
Vraag 11:
Welke beroemde sporter is dit?
A
Lebron James
B
Kobe Bryant
C
Paul Pogba
D
Michael Jordan
Slide 8 - Quizvraag
Vraag 12:
Welke beroemde sporter is dit?
A
Tiger Woods
B
Usain Bolt
C
Churandy Martina
D
Mike Tyson
Slide 9 - Quizvraag
Vraag 13:
Welke beroemde sporter is dit?
A
Rafael Nadal
B
Pete Sampras
C
Boris Becker
D
Roger Federer
Slide 10 - Quizvraag
Vraag 14:
Welke beroemde sporter is dit?
A
Rico Verhoeven
B
Sem Schilt
C
Badr Hari
D
Jamal Ben Saddik
Slide 11 - Quizvraag
Vraag 15:
Welke beroemde sporter is dit?
A
Matthijs de Ligt
B
Frenkie de Jong
C
Wesley Sneijder
D
Arjen Robben
Slide 12 - Quizvraag
Vraag 16:
Van welke sport is dit veld?
A
Voetbal
B
Volleybal
C
Basketbal
D
Handbal
Slide 13 - Quizvraag
Vraag 17:
Van welke sport is dit veld?
A
Handbal
B
Volleybal
C
Voetbal
D
Trefbal
Slide 14 - Quizvraag
Vraag 18:
Van welke sport is dit veld?
A
Voetbal
B
Handbal
C
Tennis
D
Trefbal
Slide 15 - Quizvraag
Vraag 19:
Van welke sport is dit veld?
A
Volleybal
B
Trefbal
C
Tennis
D
Tafeltennis
Slide 16 - Quizvraag
Vraag 20:
Van welke sport is dit veld?
A
Handbal
B
Hockey
C
IJshockey
D
Korfbal
Slide 17 - Quizvraag
Vraag 21:
Hoe heet dit sportattribuut?
A
Racket
B
Shuttle
C
Bal
D
Stick
Slide 18 - Quizvraag
Vraag 22:
Hoe heet dit sportattribuut?
A
Stick
B
Stok
C
Knuppel
D
Racket
Slide 19 - Quizvraag
Vraag 23:
Hoe heet dit sportattribuut?
A
Stick
B
Stok
C
Knuppel
D
Racket
Slide 20 - Quizvraag
Vraag 24:
Hoe heet dit sportattribuut?
A
Korf
B
Doel
C
Goal
D
Basket
Slide 21 - Quizvraag
Vraag 25:
Hoe heet dit sportattribuut?
A
Stick
B
Racket
C
Bat
D
Knuppel
Slide 22 - Quizvraag
werkwoorden met sporten
Slide 23 - Woordweb
Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Ronaldo heeft de bal in het doel geschopt.
A
Ronaldo
B
heeft
C
de bal
D
geschopt
Slide 24 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?
Ga je vaak in de ochtend fitnessen?
A
Ga
B
je
C
vaak
D
ga fitnessen
Slide 25 - Quizvraag
Wat is het onderwerp?
Johann Cruiff is een van de beste voetballers aller tijden.
A
is
B
voetballers
C
Johann Cruiff
D
een
Slide 26 - Quizvraag
Wat is het onderwerp in deze zin.
Tennis is mijn favoriete sport.
A
wat
B
tennis
C
favoriete sport
D
is
Slide 27 - Quizvraag
De speler .........................de bal.
A
vangd
B
vang
C
vangdt
D
vangt
Slide 28 - Quizvraag
De man .........................van de duikplank.
A
dook
B
duikte
C
zwom
D
zwemde
Slide 29 - Quizvraag
Het voltooid deelwoord van gooien is
A
gegooien
B
gegooit
C
gooit
D
gegooid
Slide 30 - Quizvraag
Zij heeft ....................om de bus te halen.
A
rent
B
gerent
C
gerend
D
rendt
Slide 31 - Quizvraag
Het voltooid deelwoord van springen is
A
gesprongen
B
gespringt
C
gespringde
D
springt
Slide 32 - Quizvraag
De tegenwoordige tijd van wonnen is
A
wennen
B
gewonnen
C
wonen
D
winnen
Slide 33 - Quizvraag
De verleden tijd van deze zin.
Jij slaat de bal.
A
Jij slaadt de bal.
B
Jij sloeg de bal.
C
Jij slaatte de bal.
D
Jij slaan de bal.
Slide 34 - Quizvraag
Wat heb je geleerd? Wat vind je nog moeilijk?
Slide 35 - Open vraag
Taalblokken
1F: zinsbouw en werkwoordspelling
Slide 36 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Sportquiz2
September 2024
- Les met
30 slides
Lichamelijke opvoeding
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1-4
Sportquiz2
Februari 2021
- Les met
34 slides
Lichamelijke opvoeding
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1-4
Burgerschap Gym les 3
November 2021
- Les met
31 slides
Lichamelijke opvoeding
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1-4
Burgerschap Leven - Gym: Sportkennis quiz
Juni 2020
- Les met
31 slides
Lichamelijke opvoeding
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1-4
Burgerschap Gym les 3
Oktober 2024
- Les met
31 slides
Lichamelijke opvoeding
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1-4
Burgerschap Leven - Gym: Sportkennis quiz
Oktober 2024
- Les met
33 slides
Lichamelijke opvoeding
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1-4
Les 1 Onderbouw 7 min W.O. quiz
Oktober 2020
- Les met
29 slides
Lichamelijke opvoeding
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1,2
Les 1 Onderbouw 7 min W.O. quiz
Oktober 2020
- Les met
32 slides
Lichamelijke opvoeding
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1,2