- kun je de onregelmatige werkwoorden mettre, dire, décrire en ouvrir (vwo) , apprendre, croire, devenir (havo) vervoegen en gebruiken in een Franse zin;
- herken je de 4 werkwoordstijden present - passe compose - imparfait - futur simple;
Slide 3 - Tekstslide
Passé composé ( voltooid tegenwoordig tijd)
Geruikt voor: een afgeronde actie in het verleden.
Vorm: hulpwerkwoord avoir of être + voltooid deelwoord.
vwo:
Mettre → j'ai mis
Dire → j'ai dit
Décrire → j'ai décrit
Ouvrir → j'ai ouvert
havo:
Apprendre → j'ai appris
Croire → j'ai cru
Devenir → je suis devenu(e) (Let op bij de uitgangen van VD bij vr en de meervoud)
Slide 4 - Tekstslide
imparfait= onvoltooid verleden tijd
Gebruikt voor: gewoontes of beschrijvingen in het verleden.
Vorm: stam van de nous-vorm in de présent + uitgangen (-ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient
vwo:
Mettre → je mettais
Dire → je disais
Décrire → je décrivais
Ouvrir → j'ouvrais
havo:
Apprendre → j'apprenais
Croire → je croyais
Devenir → je devenais
Slide 5 - Tekstslide
le futur simple ( toekeomend tijd)
Gebruikt voor: dingen die in de toekomst zullen gebeuren.
Vorm: de onregelmatige stam + uitgangen van avoir (-ai, -as, -a, -ons, -ez, -on
vwo:
Mettre → je mettrai
Dire → je dirai
Décrire → je décrirai
Ouvrir → j'ouvrirai
havo:
Apprendre → j'apprendrai
Croire → je croirai
Devenir → je deviendrai
Slide 6 - Tekstslide
le conditionnel
Gebruikt voor: beleefdheid, wensen, of hypothetische situaties ( die zou kunnen voorstellen).