Vmbo 1 unit 5.5 will shall

Ireland 5.5 :  will/ shall = zal, zullen
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Ireland 5.5 :  will/ shall = zal, zullen

Slide 1 - Tekstslide

Today:
-
- Words 5.5
-  Grammar : will/shall
- Exercises


Slide 2 - Tekstslide

timer
6:00

Slide 3 - Tekstslide

What do you see?
A
Bridge
B
Castle
C
Window
D
Prison

Slide 4 - Quizvraag

What do you see?
A
Tower
B
Castle
C
Window
D
Prison

Slide 5 - Quizvraag

What do you see?
A
Church
B
Castle
C
Post Office
D
Prison

Slide 6 - Quizvraag

What do you see?
A
Theatre
B
Tower
C
Cinema
D
Stairs

Slide 7 - Quizvraag

brug
gebouw
achter
roltrap
binnengaan
raam
bouwen
sleutel
trap
key
stairs
to build
behind
bridge
to enter
building
escalator
window

Slide 8 - Sleepvraag

Formule
will + werkwoord

Voorbeeld: He will eat a burger.


Slide 9 - Tekstslide

Vormen
Je kan will op twee manieren schrijven:


  1. Lange vorm: Will
    He will close the window. It is cold.

  2. Korte vorm: 'll
    He'll close the window. It is cold.

Slide 10 - Tekstslide

Ontkennende zinnen
  • Bij ontkennende zinnen zet je 'not' achter 'will', of gebruik de korte vorm: won't 

I will not help you.           --- OF ---         I won't help you.
The cat will not eat.        --- OF ---         The cat won't eat.
His car will not start.      --- OF ---         His car won't start.

Slide 11 - Tekstslide

Vragende zinnen
Bij vragen zet je 'will' voor het onderwerp.

Will he see us again?

Bij vragen met 'I' en 'we' gebruik je 'shall' in plaats van 'will'.

Shall we go on a date?

Slide 12 - Tekstslide

Vertaal deze zin eens:
Will you go to school tomorrow?

Slide 13 - Open vraag

Vertaal deze zin eens:
Shall we take the bus?

Slide 14 - Open vraag

She ___________ turn sixteen next June.
Future + will / shall: we / shall + hele werkwoord
will
shall

Slide 15 - Sleepvraag

___________ I help you with your homework?
Future + will / shall: we / shall + hele werkwoord
Will
Shall

Slide 16 - Sleepvraag

Slide 17 - Tekstslide

I don't like Stefan. I .... him with his homework.
A
will help
B
will not help
C
won't help
D
help

Slide 18 - Quizvraag

Look at the dark clouds. I ... soon.
A
will
B
rains
C
rain
D
will rain

Slide 19 - Quizvraag

He .... us next week.
A
will
B
will visit
C
will visits
D
visits

Slide 20 - Quizvraag

He ___________ tell you what to do.
Future + will / shall: we / shall + hele werkwoord
will
shall

Slide 21 - Sleepvraag

I have football practise tonight. We ... a movie tonight.
A
will watch
B
will watches
C
won't watches
D
won't watch

Slide 22 - Quizvraag

I don't know, ___________ we tell her the truth?
Future + will / shall: we / shall + hele werkwoord
will
shall

Slide 23 - Sleepvraag

Marie ___________ text us when we can visit.
Future + will / shall: we / shall + hele werkwoord
will
shall

Slide 24 - Sleepvraag

Put in your earphones

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Google 'Northern Ireland'.
What place would you like to visit? Tell us why?

Slide 27 - Open vraag

The capital city of Northern Ireland is ...?
A
Dublin
B
Belfast

Slide 28 - Quizvraag

Northern Ireland has its own flag.
A
true
B
false

Slide 29 - Quizvraag

The Titanic was built in Dublin.
A
true
B
false

Slide 30 - Quizvraag

Northern Ireland and England have different paper money.
A
true
B
false

Slide 31 - Quizvraag

A lot of people in Northern Ireland can speak Irish.
A
true
B
false

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Link

Wat betekent 'will' in de zin
'I will help you!'

Slide 34 - Open vraag

Slide 35 - Link

Slide 36 - Link

Slide 37 - Link

Well done!

Slide 38 - Tekstslide

Homework/ Studytime 
Mak: 5.5 ex. 1, 2, 5
Done… LEER VOOR JE REPETITIE:
Alle Test jezelf van unit 5!
Woordtrainers

timer
10:00

Slide 39 - Tekstslide

Will & Shall
  • Will gebruik je dus om aan te geven dat iets in de toekomst gaat gebeuren:
  • I will go to school tomorrow

  • Will not of Won't gebruik je dus om aan te geven dat iets niet in de toekomst gaat gebeuren:
  • He will not work this weekend / I won't talk to you anymore.

  • Bij vragen zet je will vooraan in de zin
  • Will you go to the swimming pool?

  • Shall gebruik je alleen bij vragen met I en we
  • Shall we go to the cinema?

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Video

What kind of buildings did you see in Dublin.. write them down

Slide 42 - Open vraag