Quizz grammar Unit 4

UNIT 4: grammar topics
1. present simple: +, ?, - phrases
2. could/couldn't
3. some/any
4. plaats van het bijwoord

CHECK YOURSELF IN THIS QUIZZZ....
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

UNIT 4: grammar topics
1. present simple: +, ?, - phrases
2. could/couldn't
3. some/any
4. plaats van het bijwoord

CHECK YOURSELF IN THIS QUIZZZ....

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

COULD / COULDN'T + hele ww
COULD = ZOU KUNNEN
COULDN'T = ZOU NIET KUNNEN

IETS VOORSTELLEN / EEN MOGELIJKHEID OPPEREN:
We could have another drink...
We could do without a phone for one week.
I couldn't live without my phone for one day. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinnen met could/couldn't
I could help you.
Ik zou je kunnen helpen.
I couldn't tell you.
Ik zou het je niet kunnen vertellen. 

Onderwerp could hele werkwoord lijdend voorwerp. 




could=zou kunnen
couldn't=zou niet kunnen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Write two phrases. Use at least 6 words per phrase.
First phrase use: could + come
Second phrase use: couldn't + eat

Slide 4 - Open vraag

1A gedaan 
PRESENT SIMPLE 
Gebruik: bij gewoonte / regelmaat (tegenwoordige tijd)




+ He likes pizza

? Does she like pizza?
 
- She doesn't like pizza. 
+ zin: werkwoord (+s) = shit-regel

? zin: toevoegen DO of DOES

- zin: toevoegen DON'T DOESN'T

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

+ (take) She ..........about ten pictures every day.
- (not care) I.............about pictures.
? (go) ............she .......... on foot to school?

+ shitregel
- don't/doesn't
? do/does

Slide 6 - Open vraag

1A gedaan. 
Nog oefenen met extra multiple choice vragen. Toevoegen
Second lesson for Easter eggs
Do you remember? 
Could / couldn't
Present simple (=regelmaat)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

What's the correct translation for 'could'
A
kunnen
B
C
zou kunnen
D
zou niet kunnen

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

What's the correct translation for 'couldn't'
A
kunnen
B
C
zou kunnen
D
zou niet kunnen

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which phrase is correct?
A
I could come to your party tonight.
B
I could coming to your party tonight
C
i could come to your party tonight.
D
I could to your party come tonight.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

WRITING about DAILY ROUTINES

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

This lesson
15 minutes: 
instruction for writing about daily routines

15 minutes: 
write your stories for Writing File
(counts 3x)

HOMEWORK next Tuesday:
finish Selftest Unit 4 in eDition. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. (get up)
Mary gets up at 7.30 on weekdays. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. (have)
Janet has juice, milk and cereals for breakfast. 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. (put)
John usually puts his clothes on after breakfast. 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. (not brush, comb)
Dan doesn't brush his hair, 
he combs it. 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. (eat)
Do you eat a sandwich in the morning? No, I don't.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6. (go)
The children always go to school by bus. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7. (start, finish)
Adam starts lessons at 8.30 and finishes at 15.30. 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8. (ask, enjoy)
Sally asks lots of questions.
She really enjoys school.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

9. (like, not paint)
Jim likes painting, but he doesn't paint very well. 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

10. (have)
Do you usually have lunch at home? Yes, I do. 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Keys 11-20
11. TEACH 
12. THINKS/ GIVE
13. KISSES/ ARRIVES
14. DOES
15. WALKS
16. DOES JANE HAVE…? YES, SHE DOES.
17. TELL
18. WATCH
19. DOES PAUL BRUSH…? YES, HE DOES.
20. DOES DAVID GO…? GOES








Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

PRESENT SIMPLE 
Gebruik: bij gewoonte / regelmaat (tegenwoordige tijd)




+ He likes pizza

? Does she like pizza?
 
- She doesn't like pizza. 
+ zin: werkwoord (+s) = shit-regel

? zin: toevoegen DO of DOES

- zin: toevoegen DON'T DOESN'T

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort bij wat?
DON'T
DOESN'T
Ms Doldersum
My dog
My friend and I
it
they
Dean and John
we
she
Kate
I
you
he

Slide 25 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort bij wat?
DO
DOES
Ms Doldersum
My dog
My friend and I
it
they
Dean and John
we
she
Kate
I
you
he

Slide 26 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

The old man always sits in his chair.
the old man always
in his chair?
Turn the normal present simple sentence into a question
Do
Does
Is
sits
sit
sitting
Did

Slide 27 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Write two phrases about your daily routines. (+ and - phrase)

Slide 28 - Open vraag

Nog doen met 1A vanaf hier...
ADVERBS / BIJWOORDEN
BIJWOORDEN: 
OFTEN, NEVER, USUALLY, NORMALLY, ALWAYS, SOMETIMES...

WAAR?
VÓÓR HET HOOFDWERKWOORD
NA 'TO BE=AM, IS ARE'

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

(OFTEN) I AM ......LATE
A
I AM OFTEN LATE
B
I AM LATE OFTEN
C
I OFTEN AM LATE

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

(NEVER) I FORGET MY PHONE
A
I FORGET NEVER MY PHONE
B
I NEVER FORGET MY PHONE
C
I FORGET MY PHONE NEVER

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

(SOMETIMES) SHE SENDS A MESSAGE.
A
She sometimes sends a message.
B
She sends sometimes a message.
C
She sends a message sometimes.

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Difference between: some / any

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

WE DON'T HAVE SOME/ANY 45 MINUTES LESSONS THIS WEEK.
A
SOME
B
ANY

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

ANWAR COLLECTS SOME / ANY ITEMS.
A
SOME
B
ANY

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

DO YOU HAVE SOME/ANY PROBLEMS WITH THESE GRAMMAR TOPICS?
A
SOME
B
ANY

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik kan in het Engels een correcte zin schrijven over dagelijkse routines. In positieve, negatieve en vragende zinnen.
(present simple)
A
Ik beheers dit
B
Ik beheers het bijna
C
Ik snap het niet 

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik kan bijwoorden op de juiste plek in een Engelse zin zetten.
Bijwoorden zijn: sometimes, never etc.
A
Ik beheers dit
B
Ik beheers het bijna.
C
Ik snap het niet

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik kan zinnen maken met het werkwoord can en could.
A
ik beheers dit
B
ik beheers dit bijna
C
ik snap het niet

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik weet in welke zinnen ik any of some moet gebruiken.
A
ik beheers dit
B
ik beheers dit bijna
C
ik snap het niet

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies