Massacultuur 3: Jaren 60

MASSACULTUUR
de jaren 60
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstPraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

MASSACULTUUR
de jaren 60

Slide 1 - Tekstslide

huiswerk!

Slide 2 - Open vraag

Leerdoel:
In deze les leer je:​
 *  hoe kunstenaars in de jaren 60  nadenken over een nieuwe, maatschappelijk betrokken kunst
* wat conceptuele kunst, minimal art, arte povera en landart zijn.



Slide 3 - Tekstslide

timer
1:00
Waar denk je aan bij
de jaren 60?

Slide 4 - Woordweb

  • Drang naar vrijheid -->Experiment
  • Conceptuele kunst
  • Grensvervaging
  • Happenings en Performance 
Experiment en Engagement
In de jaren zestig en zeventig leiden toenemende individuele vrijheid en twijfel aan gezag tot een golf aan experimentele kunst. De grenzen van wat kunst kan zijn, worden verder opgerekt. Vaak gaat het om experimenten waarbij de traditionele kunstdisciplines nog moeilijk herkenbaar zijn of vermengd worden tot nieuwe vormen.
 In navolging van onder andere dada is de vorm van het kunstwerk vaak niet meer het belang­rijkste. Het gaat om het idee, de maatschappelijke visie of het artistieke concept dat de kunstenaar wil over­ brengen. Veel kunst uit deze tijd wordt dan ook concep­tuele kunst genoemd. De conceptuele benadering is ook herkenbaar in de populaire kunstvormen. Popmuziek en film worden gelaagder
In de jaren zestig verzetten jonge New Yorkse kunstenaars zich tegen de verheven idealen van het abstract expressionisme. Kunst dient het gewone
leven te tonen, in plaats van de individuele expressie van (gekwelde) kunstenaars. Door­dat kunstenaars het alledaagse in hun werk toelaten vervagen de grenzen tussen kunst en werkelijkheid.
Deze zoektocht naar kunst die minder afstande­lijk en elitair is, leidt tot verzet en vernieuwing van bestaande kunstvormen. Happenings en performances bewegen zich op het grensgebied tussen theater en beeldende kunst. Maak­processen en (publieks)interactie zijn daarbij belangrijker dan esthetiek of kunstzinnige eindresultaten. 

Slide 5 - Tekstslide

Wat bedoelen we met 'conceptuele kunst'?
timer
1:00

Slide 6 - Open vraag

  • opheffen van de grens tussen kunst en het dagelijks leven
  • Toeschouwers nemen deel aan de handelingen
  • Allan Kaprow
Happenings
Het opheffen van de grens tussen kunst en het dagelijks leven is herkenbaar in veel conceptuele kunst. Kunstenaar Allan Kaprow (1927–2006) zegt ‘There is a need for life-like art rather than art-like art’. Kaprow past deze ge­dachte toe in geïmproviseerde theatrale groeps­bijeenkomsten die hij happenings noemt
In een happening vinden op een vastgestelde plaats binnen een bepaalde timing en volgens planning van een kunstenaar een aantal gebeurtenissen plaats, waarbij aanwezigen deels toeschouwer zijn en deels, passief of aktief, een rol in de handelingen spelen: kunstenaars en toeschouwers bepalen samen hoe zij verlopen. Om de drempel tussen kunstenaar en toeschouwer verder te verlagen, draaien de bijeenkomsten om eenvoudige hande­lingen met herkenbare materialen. Of happenings nu theater of beeldende kunst zijn doet er niet toe. Wat voorop staat is de een­malige, gezamenlijke ervaring die kunstenaars en publiek samen vormgeven.

Allan Kaprow studeerde tussen 1957 en 1959 compositie bij John Cage en schreef elektronische muziek. Hij studeerde verder schilderkunst bij de abstract expressionistisch schilder Hans Hofmann en geschiedenis bij historicus Meyer Schapiro. Hij wordt wel de vader van de happening genoemd. Vanaf 1958 organiseerde hij zo'n 200 happenings over de hele wereld. Zijn kunstwerken maakte hij vaak van vergankelijke materialen als gras en papier, waarmee hij aan de toeschouwer liet weten dat zijn werk geen blijvende waarde zou hebben.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

  • Fluxus (''alles kan kunst zijn'')
  • Gewone alledaagse dingen in een rituele context
  • Performances'
  • Joseph Beuys
  • Ulay & Abramovic
Fluxus en Performance kunst
Fluxus is een kunststroming die is ontstaan in New York in het begin van de jaren 60. Kunstenaars van Fluxus brachten in de jaren zestig een combinatie van beeldende kunst, theater en muziek in het leven van alledag. Zij lieten zich inspireren door de Dada kunstenaars uit de jaren 20 en wilden kunst en maatschappij bij elkaar brengen en de kunstwereld op speelse wijze provoceren.
'Alles kan kunst zijn', was de stelling, professionele kunstbeoefening werd er dan ook mee op de hak genomen. Zij verzetten zich tegen de onderverdeling van kunst in 'hokjes' als muziek, dans, schilderkunst of poëzie.
Gedurende de jaren 1960 en 1970 organiseerde Fluxus wereldwijd openbare festivals en concerten waarin gewone, dagelijkse dingen werden gepresenteerd in een rituele context. Het werk moest realistisch en concreet zijn, maar door die context kon het publiek de gewone dingen anders ervaren, met nieuwe ogen kijken, anders luisteren.
Fluxus maakte sculpturen met onconventionele materialen. De Nederlandse Fluxus-artiest Willem de Ridder maakte 'proppenkunst' en hing schilderijen op waarvan de
verf nog nat was, zodat het publiek ermee kon doorgaan. 
Binnen Fluxus speelden performances een belangrijke rol. Performances zijn verwant aan happenings, maar in een performance staat meestal de persoon van de kunstenaar centraal. 
In 1974 stapt het Duitse Fluxus-lid Joseph Beuys (1921–1986) uit het vliegtuig in New York, gekleed als een sjamaan met vilten lappen en een wandelstok. Drie dagen lang laat hij zich in een New Yorkse galerie op­sluiten met een coyote. Gedurende die periode wennen kunstenaar en roofdier steeds meer aan elkaar, waarna de kunstenaar ongedeerd weer terugvliegt naar Düsseldorf. De coyote wordt door de indianen als heilig beschouwd. Door als buiten­lander een intense band aan te gaan met het dieren het dagelijks over de Wall Street Journal te latenplassen plaatst Beuys kritische vragen bij de Ame­rikaanse samenleving. Via een stortvloed
aan schetsen, sculpturen en performances maakt Beuys duidelijk dat hij ideeën en processen belang­rijker vindt dan ‘affe’ kunstproducten. Met zijn uitspraak: ‘Iedereen is een kunstenaar’, daagt hij iedereen uit om de wereld met meer fantasie en creativiteit te benaderen.
Marina Abramović (1946) is een Servische kunstenares die zich bezighoudt met videokunst en performance. Zelfbeschadiging en uitputting zijn kenmerkend voor haar performances.
Van 1976 tot 1988 werkt ze samen met de kunstenaar Ulay, met wie ze ook een relatie had en samenleefde. Het doorstaan van langdurige lichamelijke pijn was onderdeel van hun werk. Bij alles stelden Ulay en Abramović hun fysieke of mentale uithoudingsvermogen op de proef. Zo lijkt de opname van Breathing In - Breathing Out (1977) op het eerste gezicht een intieme zoen. Maar hun neuzen zitten dicht met sigarettenfilters, zodat het duo negentien minuten lang elkaars adem in moet ademen. In de serie Nightsea Crossing zitten ze op verschillende plaatsen ter wereld urenlang zonder eten of drinken aan weerszijden van een lange tafel. In 1988 kwam er een einde aan de intensieve samenwerking van het duo. In hun laatste performance liepen ze over de Chinese Muur, waarbij ze elk aan één kant begonnen om elkaar na drie maanden halverwege te treffen.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Video

Wat is volgens Marina Abramovic het grootste verschil
tussen theater en performance art?
timer
1:00

Slide 12 - Open vraag

  • eenvoudig, objectief en zonder emotionele lading
  • Primaire kleuren en basisvormen
  • Minimal Art: Donald Judd (ritme en herhaling)
  • Minimal Music: Steve Reich
  • Minimal Music: Philip Glass
  • Einstein on the beach
Minimal Art en Minimal Music
In de jaren zestig ontstaat in de Verenigde Staten de Minimal Art, die ook in Europa navolging krijgt. Kunstenaars brengen hun kunst tot een minimum terug, vanuit de behoefte om iedere voorstelling, verhaal of thema uit hun werk te weren. Wat overblijft is de vorm in zijn essentie: eenvoudig, objectief en zonder emotionele lading. Een minimaal kunstwerk verwijst nergens anders naar dan naar zichzelf.
Minimalistische schilders en beeld­houwers zoeken eenvoud en keren terug naar
basisvormen als bol, kegel, cilinder en kubus. Vaak werken zij in primaire kleuren en geven hun objecten een industriële uitstraling: hard, glad en foutloos. De persoonlijke signatuur van kunste­naars speelt geen enkele rol meer; de vervaardiging van hun kunst wordt steeds vaker uitbesteed.

In het werk van Donald Judd (1928–1994) speelt ritme en herhaling een hoofdrol. Uit zijn werk blijkt duidelijk zijn interesse voor architectuur.
Zijn objecten zijn als miniatuurgebouwen, ontdaan van ieder ornament, vergelijkbaar met de moder­
nistische wolkenkrabbers. Judd maakt simpele dozen of blokken, stacks genaamd, die met elkaar een ritmisch patroon vormen. Meestal houden
de objecten de kleur van het materiaal waarvan ze zijn gemaakt, maar soms zijn ze in harde kleuren gespoten. Untitled (1989) bestaat uit koperen dozen, met een helder rode plexiglazen rand en
volmaakt rechte hoeken van negentig graden. Judd heeft de ruimtelijke sculptuur ontdaan van iedere
verwijzing naar iets anders. Het object is niet ex­pressief, niet symbolisch, en ieder handschrift ont­
breekt. Wat overblijft is een ordening van lijnen,
kleuren en vlakken.
Na zijn studies aan verschillende Amerikaanse conservatoria reist Steve Reich (1936) naar Ghana om er drumles te nemen. In zijn vroege composi­ties experimenteert hij met gelijktijdig gespeelde eenvoudige ritmes, die langzaam ten opzichte van elkaar verschuiven.
In Drumming (1970–1971)bestaat het instrumentarium vrijwel alleen uit percussie-instrumenten. Vanuit een enkele tik op de bongo wordt de compositie steeds complexer.
Langzaam verandert het ritme zonder dat de puls verloren gaat. De moderne dans maakt vruchtbaar gebruik van de ritmische minimal music. Zo
gebruikt Jiří Kylián (1947) Drumming voor zijn choreografie Falling angels (1989).Acht danseressen voeren simultaan dezelfde strakke
bewegingen uit, waardoor het hallucinerende effect van de muziek wordt versterkt.
Philip Glass (1937) begon op zesjarige leeftijd met viool- en
dwarsfluitlessen. Als vijftienjarige werd hij toegelaten tot de talentklas van
de universiteit van Chicago, waar hij afstudeerde in wiskunde en filosofie.
In 1961 haalde hij zijn Master in compositie aan de Juilliard School of
Music in New York. Van 1963 tot 1965 studeerde hij compositie in Parijs.
Langzamerhand nam hij steeds meer afstand van de Europese
expressionistische componeerstijl. Belangrijk hierbij was de ontmoeting
met de Indiase musicus Ravi Shankar.
Shankar had filmmuziek geschreven en vroeg Glass die te noteren. Bij dit
werk leerde hij voor het eerst de traditionele muziek van India kennen en
ontdekte dat die muziek gestructureerd wordt door het ritme. Deze
ontdekking leidde er toe dat hij in 1965 en 1966 besloot naar India te
reizen om de traditionele muziek ter plaatse te bestuderen. Met deze
kennis ontwikkelde hij een nieuwe componeerstijl, die aansloot bij de
Minimal Music, hoewel Glass zelf liever spreekt van Repetitive Music. 
Zijn eerste opera Einstein on the Beach maakte hij samen met Robert Wilson.
Het stuk heeft geen lineair verhaal, flarden tekst worden eindeloos herhaald.
Ook de muziek van Glass is repetitief. Alle opera­ingrediënten zijn aanwezig — ensemble, koor en solisten — alleen worden ze spaarzaam gebruikt.
Vooral in de zang is goed hoorbaar hoe Glass het minimalisme tot het uiterste doorvoert. Veel zang­partijen bestaan uit getallenreeksen die de lengte van de tonen aangeven: one-two-three-four, one-two-three-four… Doordat verschillende toonreek­sen door elkaar worden gezongen ontstaat er een
gelaagde structuur.​
bijzondere tijdservaring teweeg.

Slide 13 - Tekstslide

Donald Judd

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

Op de afbeelding hiernaast zie je een voorbeeld van
Minimal Art, het kunstwerk A2 uit 1967 van Sol LeWitt.
Geef voor de vorm, het kleurgebruik en de compositie
aan waarom A2 minimalistisch genoemd kan worden.
timer
1:00

Slide 17 - Open vraag

  • Arte Povera: 'armoedige' kunst
  • Niet gebruikelijke materialen (reactie op commercie)
  • LandArt: Ingrijpen in de natuur
LandArt en Arte Povera
De term 'arte povera' werd geïntroduceerd door curator en kunstcriticus Germano Celant in 1967. Letterlijk vertaald betekent dit ‘armoedige kunst.' Celant bedacht het voor een groep overwegend Italiaanse kunstenaars, met wie hij sinds vijf jaar werkte.
Niet al het materiaal dat arte povera kunstenaars gebruikten is overigens armoedig. De benaming verwijst dan ook niet alleen naar materie. De kunstenaars van de beweging reageren voor alles op de tijdgeest waarin ze leven. Een tijd van welvaart en een groeiende economie, waarin de kunstwereld commercieel is geworden. De gevolgen van de materiële verrijking zien de kunstenaars als een verarming van de maatschappij.
Terwijl de pop art kunstenaars met hun commercieel ogende werk het industriële leken te bejubelen, zoeken land art kunstenaars juist hun weg buiten de stedelijke omgeving.
Ze doen directe ingrepen in het natuurlijke landschap. Het gebruik van natuurlijke materialen, zoals aarde, stenen, modder en afval zien we ook terug bij arte povera.
Een aanzet voor het ontstaan van land art (of: earth art) was de toenemende maatschappelijke bewustwording met betrekking tot milieuvervuiling en de destructieve gevolgen van de consumptiemaatschappij. In dezelfde periode was er tevens een groeiende belangstelling voor locaties met een spirituele lading. Denk hier aan de onverklaarbare graancirkels in Zuid-Engeland en aan mysterieuze prehistorische locatie zoals Stonehenge in Engeland.

Slide 18 - Tekstslide

Wat wordt er bedoeld met conceptuele kunst?
A
een kunstvorm gekenmerkt door ordening van eenvoudige geometrische, identieke elementen.
B
een kunstvorm waarbij het idee ofwel het concept belangrijker is dan esthetische of materiaal-technische afwegingen.
C
een kunstvorm waarbij de kunstenaars hun gevoelens uitdrukken in abstracte kunstwerken
D
een filosofische stroming die opkwam in de jaren zestig in de twintigste eeuw als reactie op modernistische denkwijzen.

Slide 19 - Quizvraag

Wat hebben de Happenings en Performance kunstenaars waar je vandaag over hebt gelezen met elkaar gemeen? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
Ze proberen de grens tussen kunst en het dagelijks leven op te heffen.
B
Ze maken abstracte kunst
C
ze laten zich inspireren door de consumptiemaatschappij
D
Ze werkten met vergankelijke materialen

Slide 20 - Quizvraag



Welke term past bij het werk hiernaast?
A
Minimal Art
B
Performance Art
C
LandArt
D
PopArt

Slide 21 - Quizvraag



Welke term past bij het werk hiernaast?
A
Minimal Art
B
Performance Art
C
LandArt
D
PopArt

Slide 22 - Quizvraag

Huiswerk:
HAVO:
Lezen: Tekstboek blz. 212 tm 219
Maken: Opdrachtenboek vanaf blz. 119: 27, 29, 31, 35, 41, 42, 43
VWO:
Lezen: Havo:
Lezen: Tekstboek blz. 212 tm 219
Maken: Opdrachtenboek vanaf blz. 127:
29, 32, 33, 36, 37

Slide 23 - Tekstslide