De weg krijgen/vragen + waar doe je wat?
1 / 16
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Ik eet een pizza in de sporthal.
A
Ja
B
Nee
Slide 2 - Quizvraag
Ik kijk een horrorfilm in de bioscoop.
A
Ja
B
Nee
Slide 3 - Quizvraag
Ik eet Gari Foto in het station.
A
Ja
B
Nee
Slide 4 - Quizvraag
Ik wil geld afhalen. Naar waar ga ik?
A
Naar het politiekantoor
B
Naar mevrouw Astrid
C
Naar de school
D
Naar de bank
Slide 5 - Quizvraag
Ik neem de trein. Waar doe ik dat?
A
In het station
B
In de supermarkt
C
In de snackbar
D
In de bibliotheek
Slide 6 - Quizvraag
Ik ben mijn portefeuille kwijt. Naar waar ga ik?
A
Naar de bioscoop
B
Naar de sporthal
C
Naar het politiekantoor
D
Naar het restaurant
Slide 7 - Quizvraag
Ik kook voor mijn vrienden. Ik ben melk vergeten... Waar haal ik dat?
A
In de supermarkt
B
In het station
C
In het zwembad
D
In het gemeentehuis
Slide 8 - Quizvraag
Ik heb honger. Ik heb zin in dürüm. Naar waar ga ik?
A
Naar het postkantoor
B
Naar de school
C
Naar de kiosk op de speelplaats
D
Naar de snackbar
Slide 9 - Quizvraag
Ik moet mijn identiteitskaart vernieuwen. Naar waar ga ik?
A
Naar het gemeentehuis
B
Naar de school
C
Naar mevrouw Linda's huis
D
Naar de sporthal
Slide 10 - Quizvraag
Welke zin is juist?
A
Je gaat rechtdoor.
B
Je gaat recht.
C
Je gaat naar de recht.
D
Je gaat naar rechtdoor.
Slide 11 - Quizvraag
Welke zin is juist?
A
Neem de eerste straat linkerdoor.
B
Neem de eerste straat links.
C
Ga links.
D
Ga linkerdoor.
Slide 12 - Quizvraag
Welke zin is juist?
A
Neem de zebra.
B
Neem het zebrapad.
C
Ga naar de zebrapad.
D
Jij neemt het zebrapad.
Slide 13 - Quizvraag
Vraag de weg naar het station in één goede zin.
