Les P2a 13.4.2021 Wiederholen K6

Willkommen!
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Willkommen!

Slide 1 - Tekstslide

Proefwerk, Freitag, 23.4.
Kapitel 6

Lernecke 1  (naamvallen Der-Groep, Ein-Groep)
Wörterliste B  D < > NL
Schreibecke
Lesen


Slide 2 - Tekstslide

Programm Dienstag, 13.4.2021

Wiederholen Grammatik

Ihr seid vorbereitet für die Klassenarbeit



Slide 3 - Tekstslide

Hausaufgaben
Fragen?

Slide 4 - Tekstslide

die Fälle  (naamvallen)

Slide 5 - Tekstslide

Satzglieder bestimmen  (ontleden)

Der Lehrer gibt dem Schüler die Note.

Slide 6 - Tekstslide

Der Lehrer gibt dem Schüler die Note.
Was ist hier 'gezegde'?

Slide 7 - Open vraag

De 1e naamval wordt gebruikt, als het zinsdeel het ______________________is.
A
gezegde
B
onderwerp
C
leidend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 8 - Quizvraag

Dit vind je door de vraag te stellen: ‘Wie / Wat + _____________________.
A
gezegde
B
onderwerp
C
leidend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 9 - Quizvraag

Het zinsdeel in de 4de naamval heet:
A
gezegde
B
onderwerp
C
leidend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 10 - Quizvraag

Dit vind je door de vraag te stellen: ‘Wie / Wat geeft het ________________________ ?'

A
gezegde
B
onderwerp
C
leidend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 11 - Quizvraag

Het zinsdeel in de 3de naamval heet:
A
gezegde
B
onderwerp
C
leidend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 12 - Quizvraag

Dit vind je door de vraag te stellen: __________ + gezegde + onderwerp + leidend voorwerp

Slide 13 - Open vraag

Naamvallen (Fälle) -> zinsonderdeel
Der Lehrer gibt dem Schüler die Note.

onderwerp                                    ->  1. naamval    (Nominativ)
meewerkend voorwerp           -> 3. naamval    (Dativ)
leidend voorwerp                      ->  4. naamval   (Akkusativ)

bezitrelatie                                   -> 2. naamval    (Genitiv)

Slide 14 - Tekstslide

männlich
weiblich
sächlich
Mehrzahl
1.
der Mann
ein Mann
die Frau
eine Frau
das Kind
ein Kind
die Kinder
keine Kinder
2.
des Mannes
eines Mannes
der Frau
einer Frau
des Kindes
eines Kindes
der Kinder
keiner Kinder
3.
dem Mann
einem Mann
der Frau
einer Frau
dem Kind
einem Kind
den Kindern
keinen Kindern
4.
den Mann
einen Mann
die Frau
eine Frau
das Kind
ein Kind
die Kinder
keine Kinder
Formen Naamvallen

Slide 15 - Tekstslide

Fälle gebrauchen
Die Schülerin fragt _______ Lehrer.

Satzglieder bestimmen (ontleden)        
1.  gezegde                                -> fragt
2. onderwerp                           -> die Schülerin
3. leidend voorwerp             -> ___Lehrer ->Akkusativ -> den, einen
4. meewerkend voorwerp      ->  is er niet


Slide 16 - Tekstslide

Er sucht ............. Freund.
A
der
B
den
C
eines
D
einen

Slide 17 - Quizvraag

Sie können ihr Rezept _____ Arzthelfer geben.
A
meinem
B
eines
C
deiner
D
jedem

Slide 18 - Quizvraag

Der Spieler stößt _______ Ball (m) ins Tor.

Slide 19 - Open vraag

Warum will er (zijn) ____________ Freundin (de) ____________ Brief
(m) nicht zeigen?

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Tekstslide

Wörterliste B
18.3
18.4

Slide 22 - Tekstslide

Schreibe Sätze in denen du mehrere Fälle korrekt gebrauchst.

Slide 23 - Open vraag

Viel Erfolg in der Prüfungswoche!

Slide 24 - Tekstslide