Les 4: uitvoerende macht

Democratische 
cultuur
Les 4: uitvoerende macht



BK 2 - periode 6
Nodig:
- schrift
- laptop
timer
5:00
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapsonderwijsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Democratische 
cultuur
Les 4: uitvoerende macht



BK 2 - periode 6
Nodig:
- schrift
- laptop
timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Democratische 
cultuur



Les 4: uitvoerende macht



BK 2 - periode 6

Slide 2 - Tekstslide

Programma:
o terugblik
o uitleg uitvoerende macht
o zelfstandig werken

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wat betekend het begrip:

democratie
A
Het volk negeert de politiek.
B
Het volk regeert.
C
De politiek regeert het volk.
D
Het volk regeert de politiek.

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekend het begrip:

cultuur
A
Normen van een groep mensen.
B
Waarden van een groep mensen.
C
Gewoonten van een groep mensen.
D
Normen, waarden en gewoonten van een groep mensen in de samenleving.

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekend het begrip:

politiek
A
Alles dat te maken heeft met het besturen van een land, gemeente of provincie.
B
Alles dat te maken heeft met mensen.
C
Alles dat te maken heeft met het besturen van een voertuig.
D
Geen van deze antwoorden is goed.

Slide 7 - Quizvraag

Maak de juiste combinaties.
Welke macht heeft welke taak?
Wetgevende macht
Uitvoerende macht
Rechterlijke macht
maakt wetten
voert wetten uit
rechtspraak
Staten-Generaal
politie
ambtenaren
rechters
is onafhankelijk

Slide 8 - Sleepvraag

Wat betekend het begrip:

debat
A
Dat je argumenten geeft voor je mening in een informele setting.
B
Dat je een standpunt verdedigd in een formele setting.
C
Dat je een standpunt beargumenteerd in een formele setting.
D
Dat je een verhaal vertelt in een formele setting.

Slide 9 - Quizvraag

Het parlement bestaat uit...
A
De Eerste Kamer
B
De Tweede Kamer
C
De Eerste en Tweede Kamer
D
De regering

Slide 10 - Quizvraag

Waarom noemen we de Kamerleden ook wel volksvertegenwoordigers?
A
Omdat zij het volk niet vertegenwoordigen.
B
Omdat burgers hun kiezen en zij hen vertegenwoordigen.
C
Omdat het Kamerleden zijn.
D
Geen van deze antwoorden is goed.

Slide 11 - Quizvraag

Hoeveel leden heeft de Tweede Kamer?
A
75 leden
B
150 leden

Slide 12 - Quizvraag

Hoeveel leden heeft de Eerste Kamer?
A
75 leden
B
150 leden

Slide 13 - Quizvraag

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

...kan je uitleggen wat de uitvoerende macht doet (Regering en ambtenaren). (R)
...kan je uitleggen wie de uitvoerende macht is.​ (T1)
...kan je uitleggen dat de regering naast de uitvoerende macht ook een deel van de wetgevende macht heeft. (T1)

Slide 14 - Tekstslide

De uitvoerende macht
Voert wetten uit in Nederland.

Bijvoorbeeld: ambtenaren, politie, leraren, etc. 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide


De ministeries

Slide 17 - Tekstslide

De regering zijn de koning, de ministers en de staatssecretarissen.
Het kabinet zijn de ministers en staatssecretarissen. 

Slide 18 - Tekstslide

Een nieuwe regering
  1. De grootste partij zoekt na de verkiezingen partijen die met hen willen samenwerken.
  2. Samen hebben ze een meerderheid nodig in de Tweede Kamer.
  3. Zijn ze het eens? Dan schrijven ze een regeerakkoord. (Dat zijn plannen van de regering voor de komende jaren) Daarna vormen ze samen de regeringspartijen.

Slide 19 - Tekstslide

De minister-president
De minister-president (ook wel premier genoemd) is de leider van het kabinet.
Hij is de belangrijkste minister en is de voorzitter als de regering vergadert.


Slide 20 - Tekstslide

De ministers en staatssecretaris

Ministers krijgen ondersteuning van duizenden ambtenaren. Ook hebben de meeste ministers hulp van een staatssecretaris.



Het gebouw van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en staatssecretaris Gunay Uslu van Cultuur en Media.

Slide 21 - Tekstslide

Samenwerken
Elke vrijdag komen alle ministers bij elkaar.
Ze maken samen plannen en wetsvoorstellen.
Ministers maken alleen wetsvoorstellen! Een wet wordt pas aangenomen als de Tweede Kamer en Eerste Kamer ermee instemmen.

Slide 22 - Tekstslide

Hiernaast zie je de foto’s van 12 ministers, met een korte omschrijving. Ze hebben allemaal hun eigen vakgebied. Zet onder elke foto het nummer van de minister.

Slide 23 - Tekstslide

  1. Minister van Algemene Zaken
  2. Minister van Buitenlandse Zaken
  3. Minister van Defensie
  4. Minister van Klimaat en Energie
  5. Minister van Financiën
  6. Minister van Armoedebeleid
  7. Minister van Infrastructuur en Waterstaat
  8. Minister van Justitie en Veiligheid
  9. Minister van Volkshuisvesting
  10. Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
  11. Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
  12. Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Slide 24 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen de regering en het kabinet?
A
Bij de regering doet de koning wel mee, bij het kabinet niet.
B
Bij de regering doet de koning niet mee, bij het kabinet wel.
C
Er is geen verschil.
D
Bij de regering doet de minister-president niet mee, bij het kabinet wel.

Slide 25 - Quizvraag

Noem drie verschillende ministers.

Slide 26 - Open vraag

Welke macht heeft de regering?
A
De wetgevende macht
B
De uitvoerende macht
C
De rechtsprekende macht
D
Ze hebben geen macht.

Slide 27 - Quizvraag

Waarom is het raar dat de regering zowel de wetgevende als de uitvoerende macht heeft?

Slide 28 - Open vraag

Wat is wat?
Dikgedrukt = een begrip
schuin = moeilijk woord

uitleg van begrip
Hierin staat de uitleg van het begrip. Schrijf het begrip en de betekenis op in je schrift.
uitleg van moeilijk woord
Hierin staat de uitleg van het moeilijke woord. Schrijf het op in je schrift.
uitleg
Hierin staat de uitleg over een bepaald onderwerp.
Op de bron
Blz. X

Slide 29 - Tekstslide

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 30 - Open vraag

Stel 1 vraag over de lesstof die je niet goed hebt begrepen.

Slide 31 - Open vraag