Hoofdstuk 5 Nig

dialoog
kopen
prijs / betalen
groente en fruit
pluralis
adjectief
imperatief
u - uu
blz 70
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Beroepsopleiding

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

dialoog
kopen
prijs / betalen
groente en fruit
pluralis
adjectief
imperatief
u - uu
blz 70

Slide 1 - Tekstslide

citroen - citroenen
sinaasappel - sinaasappellen / sinaasappels
ui- uien
druif - druiven
mandarijn - mandarijnen
bataat - bataten
ijsberg sla
appel - appelen / appels
peer - peren
andijvie
aardbei - aardbeien
rood fruit: framboos - frambozen, kers - kersen, bosbes - bosbessen, braam, bramen
knoflook

Slide 2 - Tekstslide


A
knoflook
B
bloemkool
C
peterselie
D
boerenkool

Slide 3 - Quizvraag


A
knoflook
B
andijvie
C
peterselie
D
boerenkool

Slide 4 - Quizvraag


A
knoflook
B
andijvie
C
komkommer
D
boerenkool

Slide 5 - Quizvraag


A
wortel
B
andijvie
C
komkommer
D
boerenkool

Slide 6 - Quizvraag


A
wortel
B
andijvie
C
rode kool
D
boerenkool

Slide 7 - Quizvraag


A
wortel
B
andijvie
C
boontjes
D
sla

Slide 8 - Quizvraag


A
wortel
B
bonen
C
boontjes
D
noten

Slide 9 - Quizvraag


A
wortel
B
bonen
C
boontjes
D
noten

Slide 10 - Quizvraag

Hutspot
Erwtensoep
Boerenkool met worst
Zuurkool met worst
Nieuwe haring
Hachee

Slide 11 - Tekstslide

pluralis
meestal -en 
een syllable
uien, kolen, bonen
benen, rampen, koppen, spellen
maar ook
aardappelen
sinaasappelen

-s 
meer syllables: courgettes, aubergines, wortels
eindigend op: - el, -em, -en, -er, -e, -ie
winkels, 
leenwoorden van een syllable: films
-'s 
eindigend op a, i, o, u of y (uitspraak)
paprika's, kiwi's, auto's, paralu's, lolly's
blz 74

Slide 12 - Tekstslide

geen meervoud
dertig cent / een paar centen
vijftig jaar / ik heb jaren gewerkt
het duurt zes uur / ik heb uren gewacht
acht euro / heb jij nog euro's?
tien kilo / we hebben kilo's aardappelen
opdracht 3
woorden van hoeveelheid
words of quantity

Slide 13 - Tekstslide

Pluralis: Ik koop niet een, maar drie (boek)
A
boeken
B
boekes
C
boeks
D
broek's

Slide 14 - Quizvraag

Pluralis: De cursus Nederlands duurt al vele (week)
A
weeken
B
week's
C
weeks
D
weken

Slide 15 - Quizvraag

Pluralis: Een broer, twee
A
broeren
B
broers
C
broer's
D
broerders

Slide 16 - Quizvraag

citroen - citroenen
sinaasappel - sinaasappellen / sinaasappels
ui- uien
druif - druiven
mandarijn - mandarijnen
bataat - bataten
ijsberg sla
appel - appelen / appels
peer - peren
andijvie
aardbei - aardbeien
rood fruit: framboos - frambozen, kers - kersen, bosbes - bosbessen, braam, bramen
knoflook

Slide 17 - Tekstslide

Adjectieven: 5.4, bladzijde 76




de film - een leuke film
de wijn - (een) lekkere wijn
het bier - (een) lekker bier
indefiniet artikel

het woorden - adjectief 
de woorden - adjectief + e
de wijn - lekkere wijn
het bier - lekker bier
de taal - een moeilijke taal
het boek - een moeilijk boek
blz. 76

Slide 18 - Tekstslide

adjectief




de bakker - een Turkse bakker
Het restaurant - een Turks restaurant
het tomaatje - een mooi tomaatje
De fiets - de rode fiets
een Turks restaurant
een Turkse bakker

Slide 19 - Tekstslide

adjectief
de-woorden

jongen

De jongen (is mooi).
de mooie jongen
een mooie jongen
het-woorden

meisje

Het meisje (is mooi).
het mooie meisje
een mooi meisje

Slide 20 - Tekstslide

de ... courgette
A
klein
B
kleine

Slide 21 - Quizvraag

een ... courgette
A
klein
B
kleine

Slide 22 - Quizvraag

het ... café
A
klein
B
kleine

Slide 23 - Quizvraag

een ... café
A
klein
B
kleine

Slide 24 - Quizvraag

een ... idee
A
goed
B
goede

Slide 25 - Quizvraag

een ... film
A
fantastisch
B
fantastische

Slide 26 - Quizvraag

een ... bril
A
leuk
B
leuke

Slide 27 - Quizvraag

een ... weekend
A
prettig
B
prettige

Slide 28 - Quizvraag

Taaltempo




de film - een leuke film
de wijn - (een) lekkere wijn
het bier - (een) lekker bier
blz. 21
indefiniet artikel

het woorden - adjectief 
de woorden - adjectief + e
de wijn - lekkere wijn
het bier - lekker bier
de taal - een moeilijke taal
het boek - een moeilijk boek

Slide 29 - Tekstslide

1.
De buren komen eten!
Wat ga je koken?
Wat koop je?
2.
Maak een boodschappenlijstje 
met 10 dingen.
(denk aan de pluralis)

Slide 30 - Tekstslide

opdracht 7 
in tweetallen
gebruik eventueel de zinnen uit 5.1
opdracht 6 
twee producten,
bij één product een vraag

Slide 31 - Tekstslide

hoofdzin
bloemkool

Slide 32 - Open vraag

hoofdzin met inversie
appels

Slide 33 - Open vraag

Bedenk een ja/nee-vraag
tomatensoep

Slide 34 - Open vraag

Een vraag voor op de markt
de markt

Slide 35 - Open vraag

Nieuwe woorden?

Slide 36 - Woordweb

Wat vonden jullie van de les?
De les

Slide 37 - Open vraag

Wat willen jullie extra oefenen in de lessen?

Slide 38 - Open vraag

Hoe oefenen jullie Nederlands buiten de les? Heb je tips?

Slide 39 - Open vraag

Slide 40 - Tekstslide

Geven
stam = gev
ik-vorm = geef
ik-vorm + t = geeft
Gaan
stam = gaa
ik-vorm = ga
stam + t = gaat
Werken
stam = werk
ik-vorm = werk
ik-vorm + t = werkt
Verven
stam = verv
ik-vorm = verf
ik-vorm + t = verft
imperatief
Werk door. Ga maar zitten. 
Verf de schuur maar. Geef mij even een biertje.

beleefd - ik-vorm + t + u  
Werkt u maar door. Gaat u maar even zitten. 
Verft u de schuur maar. Geeft u mij maar een biertje.

Slide 41 - Tekstslide

maar, maar even, eens



.


Maak opdracht 5! 
Maak opdracht 5 maar.

Schrijf je naam op! 
Schrijf je naam maar even op.

Geef me die pen! 
Geef me die pen eens?

Slide 42 - Tekstslide

instructie
Bedenk vijf instructies.
Geef de instructies aan je mede-cursist(en).

bijvoorbeeld:
Doe het licht aan.

Slide 43 - Tekstslide

Hollandse winterkost
Welke imperatieven komen in de tekst voor?


blz. 80

Slide 44 - Tekstslide

uitspraak

Slide 45 - Tekstslide

benodigdheden
  • Parmezaanse kaas 
  • boter
  • ui 
  • rijst 
  • wijn 
  • bouillon
  • peper 
  • zout
Imperatieven
rasp
fruit
kies
verhit
voeg ... toe 
bak ... mee 
roer 
kook ... mee 
herhaal 
zet ... uit 
doe 
laat 
neem 
breng 
serveer

Slide 46 - Tekstslide

1.
maak een woordwolk
www.woordwolk.nl
2.
maak een hoofdzin
Hoofdzin met inversie
ja/nee-vraag
vraagwoordzin

Slide 47 - Tekstslide