Alles over de Nederlandse Taaltoets

Alles over de Nederlandse Taaltoets
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Alles over de Nederlandse Taaltoets

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonlijk voornaamwoord
Dit voornaamwoord verwijst naar een persoon of zaak en wordt als onderwerp of lijdend voorwerp gebruikt. Bijv. 'Ik', 'jij', 'hij'.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bezittelijk voornaamwoord
Dit voornaamwoord geeft bezit aan en kan verwijzen naar een persoon of zaak. Bijv. 'mijn', 'jouw', 'hun'.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragend voornaamwoord
Dit voornaamwoord wordt gebruikt om een vraag te introduceren. Bijv. 'wie', 'wat', 'waar'.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanwijzend voornaamwoord
Dit voornaamwoord duidt aan welke persoon of zaak bedoeld wordt. Bijv. 'deze', 'die', 'dit'.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetsel en hulpwerkwoord
Een voorzetsel geeft een relatie aan tussen twee elementen in een zin, terwijl een hulpwerkwoord het hoofdwerkwoord ondersteunt. Bijv. 'op', 'met' (voorzetsel) en 'zullen', 'hebben' (hulpwerkwoord).

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord is een woord waarmee een persoon, dier, plant, ding of een begrip wordt aangeduid. Bijv. 'huis', 'boek', 'liefde'.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig werkwoord
Een werkwoord dat de handeling of toestand van het onderwerp uitdrukt. Bijv. 'lopen', 'slapen', 'eten'.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 9 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 10 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 11 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.