2.1

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
  • Algemene aanpak H2
  • Leerdoelen
  • Uitleg begin H2
  • Tijd voor huiswerk
  • Leerdoelen check

Slide 2 - Tekstslide

Algemene aanpak
  • Toetsing H2
  • Huiswerk online
  • Magister learn

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
In deze paragraaf leer je...
  • wat voor soort inkomen je kunt hebben;
  • welke groepen uitgaven er zijn;
  • hoe je bedragen omrekent van week naar maand en omgekeerd;
  • hoe je een begroting van je inkomsten en uitgaven maakt.

Slide 4 - Tekstslide

Hoe kun je geld krijgen (inkomen) 
Welke manieren heb je?

Slide 5 - Tekstslide

Soorten inkomens
Drie soorten:
  • Loon of salaris: in dienst bij een bedrijf (je werkt)
  • Winst: inkomen als je eigen bedrijf hebt
  • Uitkering: van de overheid (werkloos, kinderbijslag)

Slide 6 - Tekstslide

Soorten uitgaven
Drie soorten
  • Vaste lasten: uitgaven met een vaste regelmaat (abonnement)
  • Huishoudelijke uitgaven: uitgaven voor het huishouden
  • Incidentele uitgaven: grote uitgaven die je af en toe doet

Slide 7 - Tekstslide

Goed om te weten!
Hoeveel dagen heeft een jaar?
  • 365
Hoeveel weken heeft een jaar?
  • 52
Hoeveel maanden heeft een jaar?
  • 12

Slide 8 - Tekstslide

Je rekent ALTIJD eerst naar jaar
Van dag naar jaar
  • x 365
Van week naar jaar
  • x 52
Van maand naar jaar
  • x 12

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld
Loek verdient €10 per week. Hoeveel verdient hij per maand?

Periode
Per week
Per jaar
Per maand

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld
Loek verdient €10 per week. Hoeveel verdient hij per maand?

Periode
Per week
Per jaar
Per maand
10

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld
Loek verdient €10 per week. Hoeveel verdient hij per maand?

Periode
Per week
Per jaar
Per maand
10
520

Slide 12 - Tekstslide

Je rekent DAARNA naar X
Van jaar naar dag
  • ÷ 365
Van jaar naar week
  • ÷ 52
Van jaar naar maand
  • ÷ 12

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld
Loek verdient €10 per week. Hoeveel verdient hij per maand?

Periode
Per week
Per jaar
Per maand
10
520

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld
Loek verdient €10 per week. Hoeveel verdient hij per maand?

Periode
Per week
Per jaar
Per maand
10
520
43,33

Slide 15 - Tekstslide

Nu mogen jullie
Wat? Opdracht 9 t/m 17 van 2.1 (blz. 47)
Hoe? Je mag zachtjes overleggen, niet roepen
Wanneer? Huiswerk voor volgende week maandag
Klaar? Geef mij een seintje!

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
  • Herhaling vorige les
  • Leerdoelen
  • Verder uitleg H2
  • Tijd voor huiswerk
  • Leerdoelen check

Slide 18 - Tekstslide

Hoe zat het ook al weer?
Bij het omrekenen ga je altijd eerst naar jaar
Week
Jaar
Maand

Slide 19 - Tekstslide

Leerdoelen
In deze paragraaf leer je...
  • wat voor soort inkomen je kunt hebben;
  • welke groepen uitgaven er zijn;
  • hoe je bedragen omrekent van week naar maand en omgekeerd;
  • hoe je een begroting van je inkomsten en uitgaven maakt.

Slide 20 - Tekstslide

Hoe kun je geld krijgen (inkomen) 
Welke manieren heb je?

Slide 21 - Tekstslide

Soorten inkomens
Drie soorten:
  • Loon of salaris: in dienst bij een bedrijf (je werkt)
  • Winst: inkomen als je eigen bedrijf hebt
  • Uitkering: van de overheid (werkloos, kinderbijslag)

Slide 22 - Tekstslide

Soorten uitgaven
Drie soorten
  • Vaste lasten: uitgaven met een vaste regelmaat (abonnement)
  • Huishoudelijke uitgaven: uitgaven voor het huishouden
  • Incidentele uitgaven: grote uitgaven die je af en toe doet

Slide 23 - Tekstslide

Nu mogen jullie
Wat? Opdracht 1 t/m 9 van 2.1 (blz. 44)
Hoe? Je mag zachtjes overleggen, niet roepen
Wanneer? Huiswerk voor volgende week woensdag
Klaar? Controleer of je 1 t/m 17 helemaal af hebt!

Slide 24 - Tekstslide