AVZ - Les 3

BGER2 - Ondersteuningsplan
SMART doelen opstellen oefenen!
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

BGER2 - Ondersteuningsplan
SMART doelen opstellen oefenen!

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Je houdt rekening met de haalbaarheid van werkzaamheden in tijd en kwaliteit door gebruik te maken van modellen: SMART en RUMBA

Slide 2 - Tekstslide

Doelen
Als het probleem duidelijk is, kun je doelen gaan stellen. Die doelen moeten gericht zijn op het oplossen van het probleem. Bij het stellen van doelen gelden de volgende aandachtspunten:

  • Maak onderscheid in soorten doelen.
  • Let op de hoeveelheid doelen.
  • Focus niet alleen op verbetering.
  • Stem doelen af met anderen.

Slide 3 - Tekstslide

Dennis is verslaafd
Dennis heeft een matig verstandelijke beperking. Hij is de laatste tijd duidelijk verslaafd geraakt aan gamen. Hij speelt tot diep in de nacht, staat laat op, gaat ook niet meer naar het dagactiviteitencentrum en heeft geen belangstelling meer voor zijn groepsgenoten.

Welke doelen zou je met Dennis kunnen opstellen?

Slide 4 - Tekstslide

Doelen
Het algemene doel is dat Dennis weer naar het dagactiviteitencentrum gaat en actief deelneemt aan het groepsproces in de woongroep. Dit is niet meteen haalbaar. Dit algemene doel knip je vervolgens op in subdoelen, bijvoorbeeld:

  • Dennis realiseert zich dat hij verslaafd is en wat de gevolgen zijn
  • gamen afbouwen, te beginnen met op tijd naar bed
  • halve dagen naar het dagactiviteitencentrum en langzaam uitbreiden
  • vaste tijden waarop hij wel mag gamen.

Slide 5 - Tekstslide

Je kiest samen met de cliënt welke doelen op dat moment het belangrijkst en haalbaar zijn. Dit betekent dat je prioriteit aanbrengt in de keuze van doelen. In de praktijk blijkt dat het beter werkt als je aan twee of drie doelen tegelijkertijd werkt. Het is niet de bedoeling dat een cliënt overspannen raakt van al die doelen die hij moet bereiken. Als je ziet dat een doel te moeilijk is of een cliënt enorm gefrustreerd raakt, grijp dan in. Pas de doelen aan, voordat iemand afhaakt.

Slide 6 - Tekstslide

Geen doel op zich
Bedenk dat niet iedere cliënt per se en steeds aan ambitieuze doelen hoeft te werken. Er zijn genoeg cliënten van wie de situatie stabiel is. Formuleer dan een doel gericht op het stabiel houden van de situatie. 

Slide 7 - Tekstslide

Een valkuil bij het formuleren van problemen en het stellen van doelen is dat de focus te veel ligt op dat wat níét goed gaat. Dat is niet prettig voor de cliënt en ook niet nodig. Je kunt ook doelen stellen om vast te houden of te verbeteren wat wél goed gaat. 

Van ouderen is bekend dat lichamelijke en geestelijke functies langzaam achteruitgaan. Je kunt dan als doel stellen om de vaardigheden zo lang mogelijk vast te houden. 

Slide 8 - Tekstslide

Een algemene methode om ervoor te zorgen dat je doelen formuleert die passen bij de ondersteuningsvraag van de cliënt is de SMART-methode. 

  • Specifiek
  • Meetbaar
  • Acceptabel
  • Realistisch
  • Tijdgebonden

Slide 9 - Tekstslide

Hester leert brood smeren
Hester is een cliënt met een matig verstandelijke beperking. Zij wil zelfstandig brood leren smeren. 

Omschrijf in één zin een doel voor Hester.


Slide 10 - Tekstslide

Hester leert brood smeren
 ‘Over drie weken smeert Hester zelfstandig met behulp van een kindermesje een boterham met boter.’

Specifiek: het doel is concreet, je weet precies wat je van Hester verwacht.
Meetbaar: je observeert of Hester zelfstandig kan smeren.
Acceptabel: Hester is gemotiveerd, ze geniet van dingen zelf doen en leren.
Realistisch: Hester is ook met haar motorische beperking in staat om dit te leren.
Tijdgebonden: je weet uit ervaring dat het doel binnen drie weken haalbaar is.


Slide 11 - Tekstslide

Mevrouw Koceva


Mevrouw Koceva heeft last van vermoeidheid. Zij is ’s morgens vaak al vroeg wakker en doet dan ’s middags vaak een dutje. Zij kan zich overdag niet goed concentreren en dat levert stress op. Om zich te ontspannen, drinkt ze ’s avonds graag een paar glazen wijn. Als ze naar bed gaat, slaapt ze snel in, maar ze wordt midden in de nacht wakker en kan dan niet meer slapen.

Omschrijf in één zin een doel voor mevrouw Koceva

Slide 12 - Tekstslide

Cedric
In het dossier van Cedric staat: lengte 1,68 meter, gewicht 42 kilo, eet en drinkt weinig tot niets, geeft aan altijd moe te zijn, en heeft ernstige diarree.

Omschrijf in één zin een doel voor Cedric.

Slide 13 - Tekstslide

de RUMBA-methode
In de welzijnssector gebruiken professionals vaak een andere methode om doelen te formuleren: De RUMBA-methode lijkt erg op SMART, maar er zijn wel verschillen.

  • Relevant
  • Understandable
  • Measurable
  • Behavorial
  • Attainable

Slide 14 - Tekstslide

Relevant
De SMART-methode gaat ervan uit dat je al hebt vastgesteld dat een doel relevant moet zijn. Bij RUMBA is dit een bewust ingebouwde stap. Check daarom of het doel echt toepasselijk is voor het probleem dat je wilt oplossen. 

Slide 15 - Tekstslide

Understandable
Understandable wil zeggen dat het doel voor de cliënt en eventuele naastbetrokkenen duidelijk en vooral begrijpelijk moet zijn. Gebruik geen vaktermen of andere moeilijke woorden in de doelomschrijving. 

Slide 16 - Tekstslide

Measurable
Een doel moet meetbaar zijn, anders kun je niet beoordelen of een doel gehaald is. Dit aspect komt overeen met SMART. Voorkom vage aanduidingen als ‘veel’, ‘weinig’, ‘minder’, ‘kleiner’. Zeg bijvoorbeeld niet: ‘de cliënt slaapt beter’, maar bijvoorbeeld: ‘de cliënt slaapt ten minste zes uur ononderbroken’.

Slide 17 - Tekstslide

Behavorial
Omschrijf het doel in duidelijk waarneembaar gedrag.

Slide 18 - Tekstslide

Attainable
Attainable wil zeggen dat een doel haalbaar moet zijn. Dit aspect komt overeen met ‘realistisch’ bij SMART. Wat haalbaar is, is voor iedere cliënt en elke situatie anders. Houd de haalbaarheid goed in de gaten, met name bij cliënten met een verstandelijke of psychische beperking en lichamelijke klachten met een wisselend karakter. 

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht
Methodisch begeleiden
Thema 4
Verwerkingsopdrachten, 4
Opdracht 3, 5 en 6 maken

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide