Herhaling hoofdstuk 7 1TH

kwadraten
Als je een getal dat je met zichzelf vermenigvuldigd heet de uitkomst een kwadraat.
het berekenen van zo`n kwadraat heet kwadrateren.
je schrijft het met  bij het getal wat je kwadrateert.
bv 72 = 7 x 7 = 49 
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

kwadraten
Als je een getal dat je met zichzelf vermenigvuldigd heet de uitkomst een kwadraat.
het berekenen van zo`n kwadraat heet kwadrateren.
je schrijft het met  bij het getal wat je kwadrateert.
bv 72 = 7 x 7 = 49 

Slide 1 - Tekstslide

Wat is 8²?
A
8
B
82
C
16
D
64

Slide 2 - Quizvraag

Wat is -7²?
A
49
B
-49
C
14
D
-14

Slide 3 - Quizvraag

Wat is (-6)²?
A
12
B
-12
C
36
D
-36

Slide 4 - Quizvraag

Wortels

kwardraat <-> worteltrekken
13² = 169
wortel 169 = 13





Slide 5 - Tekstslide

De wortel van 49 is...
A
7
B
24,5
C
13
D
2

Slide 6 - Quizvraag

Rekenvolgorde 

  Rekenvolgorde:

  1. Tussen haakjes
  2. Machten en wortels
  3.   x   en   :   van links naar rechts
  4.   +   en  -   van links naar rechts

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de eerste stap in de rekenvolgorde?
A
kwadraten en wortels berekenen
B
+ en - berekenen
C
berekenen wat tussen haakjes staat
D
x en : berekenen

Slide 8 - Quizvraag

bereken (-2 x 3 + 4)² + 3

Slide 9 - Open vraag

Bereken 2³ x 4 - 3²

Slide 10 - Open vraag

Kwadratische formule
Een formule met een kwadraat.
Bij het tekenen van de grafiek maak je een tabel met 7 punten, van -3 t/m 3.


Slide 11 - Tekstslide

Je hebt de formule: y = x² + 8.
Welke y hoort bij x=3?

Slide 12 - Open vraag

Welke grafiek hoort bij een kwadratische formule?

Slide 13 - Open vraag

Lineaire formule
Bij een lineaire formule hoort 
een rechte lijn.

Maak een tabel met 2 punten.
Gebruik 0 en 2. 

Slide 14 - Tekstslide

som van gelijke termen

r + r + r + r = 4r
dit is een som van 4 gelijke termen

2m + 3m = 5m

Slide 15 - Tekstslide

Geen gelijke termen en dan? 
Soms komt het voor dat de termen niet gelijk zijn. Bijvoorbeeld: 
2a + 2b. 
Dan kunnen we de som niet korter opschrijven. Je antwoord is dan k.n. (staat voor 'kan niet')

Slide 16 - Tekstslide

Welk woord gebruiken wij voor zo kort mogelijk opschrijven?

Slide 17 - Open vraag

Herleid 3a+8a.

Slide 18 - Open vraag

Herleid 6b + 8c.

Slide 19 - Open vraag

Herleid 2p + 8v -3p + v.

Slide 20 - Open vraag

vermenigvuldigen
4p is een product van twee factoren.

herleiden van een product:
1. getallen vermenigvuldigen
2. letters in alfabetische volgorde opschrijven
3. punten weglaten
0 . a = 0
1 . a = a
-1 . a = -a
a . a = a²

Slide 21 - Tekstslide

Herleid 8a . -2b

Slide 22 - Open vraag