cultuur en subcultuur hoofdstuk 2

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 3

Hoofdstuk 2 blz 21

Cultuur en subcultuur

Aan het eind van de les:

- Weet je wat normen en waarden zijn

- Heb je nagedacht over verschillende culturen

 Wat is cultuur?

               Cultuur

Alle mensen zijn GELIJKWAARDIG 

maar niet: Gelijk.. iedereen is anders

Cultuur

• Cultuur is alles wat je doet 
• Cultuur is van iedereen
• Cultuur is overal

Cultuur

• Cultuur is alles wat je doet
  Je herkent cultuur aan:
• taal
• godsdienst
• bouwwerken: kerken/ moskeeen 
•  muziek
• kunst 
• normen en waarden 
• voedsel 
• feestdagen 

Dominante cultuur 

"De dominante cultuur is de overheersende cultuur van een land".

Dus:

 in Nederland is dat de Nederlandse cultuur

In Duitsland is dat de Duitse cultuur

Culturen

Wie heeft een andere cultuur dan de Nederlandse? 

normen en waarden

wat zijn dat ?? 

Normen en waarden

Maak nu in je boek

Bladzijde 22--> opdracht 1

Bladzijde 25 --> opdracht 4 + 5

 woordweb

Grabbel een cultuur en maak een woordweb

zoek de volgende dingen uit ( zie sheet 3 cultuur ) 

Aan de slag

Maak: 

Subculturen

Subcultuur

-mini cultuur

- eigen style, muzieksmaak, taalgebruik..

- los van algemene cultuur

Dus je kunt bij de Nederlandse cultuur horen en ook bij de

- rockgroep cultuur

- tennis groep cultuur etc etc etc....

maak nu

alles wat je hebt aangeleerd: gewoonten, gebruiken / wat mensen eten is:

1. normen
2. cultuur
3. waarden
4. gelijkwaardigheid

Iedereen is evenveel waard is:

1. cultuur
2. waarden
3. gerechtigheid
4. gelijkwaardigheid

Regels,
bijvoorbeeld: je mag een ander niet slaan =

1. waarden
2. normen
3. cultuur
4. gerechtigheid

Dat je het goed vindt als andere mensen anders denken of andere dingen doen=

1. cultuur
2. waarden
3. normen
4. verdraagzaamheid

regels en wetten die voor iedereen hetzelfde zijn=

1. gelijkwaardigheid
2. cultuur
3. gerechtigheid
4. waarden

Een aparte groep binnen een cultuur

1. cultuur
2. waarden
3. normen
4. subcultuur

Afronden hoofdstuk 1+ 2

Vul de begrippenlijst in. Je mag hiervoor je boek gebruiken. Als je het niet kunt vinden, gebruik je het internet.

De begrippen komen uit hoofdstuk 1 en 2 !! 

Iedereen werkt zelfstandig en stil aan zijn eigen werk. 

Klaar? Laat je werk controleren. 

Eind hoofdstuk 2 ! 

Hoofdstuk 2 open boek/ opzoektoets

* Blz 21   tot  36  ( boek) 

* internet 

Klaar? draai de toets om en pak je leesboek. of doe je stil iets op de pc.

We zijn stil totdat iedereen klaar is ;) succes 

informatie opzoeken: HOE??

- hoe heb je het aangepakt? 

- kon je alle informatie vinden?

- hoe heb je dingen opgezocht? 

- wat was makkelijk ?

- wat was lastig ?