Je maakt dan kaartjes met zowel het Nederlandse woord, als het Engelse woord. Kijk naar het ene woord, vertaal 'm, draai 'm om en kijk of je het goed hebt
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
... apple
A
A
B
an
Slide 4 - Quizvraag
... book
A
a
B
an
Slide 5 - Quizvraag
... hour
A
a
B
an
Slide 6 - Quizvraag
... uniform
A
a
B
an
Slide 7 - Quizvraag
... knife
A
a
B
an
Slide 8 - Quizvraag
... honest man
A
a
B
an
Slide 9 - Quizvraag
... laptop
A
a
B
an
Slide 10 - Quizvraag
... orange
A
a
B
an
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
... right.
A
Go
B
Switch off
Slide 13 - Quizvraag
... the door. It is cold!
A
Open
B
Don't open
Slide 14 - Quizvraag
... your room. It is a mess!
A
Clean
B
Don't clean
Slide 15 - Quizvraag
... cross the street. It is very dangerous.
A
Do
B
Don't cross
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Tekstslide
I ... a story.
A
am writing
B
is writing
Slide 18 - Quizvraag
We ... TV.
A
is watching
B
are watching
Slide 19 - Quizvraag
They ... a book.
A
am reading
B
are reading
Slide 20 - Quizvraag
She ... to her neighbor.
A
is talking
B
are talking
Slide 21 - Quizvraag
Time to work
Je mag kiezen waar je mee bezig wilt, maar wel iets voor school!