Oefentoets Regenten en Vorsten; gouden eeuw

Proeftoets GS HV2 
H3 Regenten en vorsten
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Proeftoets GS HV2 
H3 Regenten en vorsten

Slide 1 - Tekstslide

Leg uit wat absolutisme is en welke vorsten dat waren.

Slide 2 - Open vraag

Leg uit op welke manier de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden werd bestuurd

Slide 3 - Open vraag

Leg uit waarom Nederland in de 17e eeuw een rijk land werd.

Slide 4 - Open vraag

Leg uit welke rol Amsterdam speelde in de welvaart tijdens de gouden eeuw.

Slide 5 - Open vraag

In welk tijdvakken speelt hoofdstuk 1 zich af?
In de tijd van................. en .................
A
(Regenten en Vorsten)
B
(Steden en Staten)
C
(Steden en Staten)
D
(Renaissance)

Slide 6 - Quizvraag

Hoe wordt de 17e eeuw in de Republiek ook wel genoemd?
A
Zilveren Eeuw
B
Bronzen Eeuw
C
IJzeren Eeuw
D
Gouden Eeuw

Slide 7 - Quizvraag

Hoe heette Nederland in de Gouden Eeuw (na de Opstand)?

A
Nederland
B
Holland
C
De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
D
Bataafse Republiek

Slide 8 - Quizvraag

Waarom was de Nederlandse Republiek in de Gouden Eeuw bijzonder?
A
Het ging met de handel goed
B
We waren een Republiek
C
Er was godsdienstvrijheid
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 9 - Quizvraag

Waarom wordt die eeuw de Gouden Eeuw genoemd?

A
De scheepvaart en de handel bezorgden de Republiek veel geld en aanzien.
B
De kooplieden zorgden ervoor dat er geen armoede was in de Republiek.
C
De Republiek had veel kolonies in het buitenland.
D
De kleine Republiek versloeg het machtige Spanje in de Tachtigjarige oorlog.

Slide 10 - Quizvraag

Welke zin is onjuist?
A
De Gouden eeuw is in de 17e eeuw
B
De Republiek bestond uit 9 gewesten
C
De Staten-Generaal is het hoogste bestuur van de Republiek
D
De raadspensionaris was erg belangrijk

Slide 11 - Quizvraag

I Amsterdam vond het niet leuk dat Antwerpen in Spaanse handen kwam.
II Willem van Oranje vond het jammer dat Antwerpen in Spaanse handen kwam.

A
Beide zijn goed
B
Beide zijn fout
C
I is goed en II is fout
D
I is fout en II is goed

Slide 12 - Quizvraag

Wanneer werd de VOC opgericht?
A
1648
B
1585
C
1621
D
1602

Slide 13 - Quizvraag

Wie waren de grote concurrenten voor de WIC?
A
Portugezen, Spanjaarden en Engelsen
B
Spanjaarden, Fransen en Duitsers
C
Engelsen, Fransen en Spanjaarden
D
Spanjaarden, Duitsers en Portugezen

Slide 14 - Quizvraag

I In de zeventiende eeuw ontstaat door de toenemende handel een wereldeconomie.
II De Hollanders waren belangrijk in de slavenhandel.
A
Beide zijn fout
B
I is goed en II is fout
C
Beide zijn goed
D
I is fout en II is goed

Slide 15 - Quizvraag

Waar kwamen veel arbeidskrachten op de Braziliaanse plantages vandaan?
A
Indonesië
B
Afrika
C
China
D
Noord-Amerika

Slide 16 - Quizvraag

I Bij het handelskapitalisme past het investeren in nieuwe producten.
II Het belangrijkste doel van het handelskapitalisme was het maken van winst.
A
Beide zijn fout
B
I is goed en II is fout
C
Beide zijn goed
D
I is fout en II is goed

Slide 17 - Quizvraag

I In de zeventiende eeuw waren er in de Republiek geen welvaartsverschillen.

II Het ontstaan van de VOC en de WIC was het gevolg van het handelskapitalisme in de Republiek.

A
I is fout en II is goed
B
Beide zijn goed
C
I is goed en II is fout
D
Beide zijn fout

Slide 18 - Quizvraag

Wat waren de twee belangrijkste redenen voor de immigratie in de Republiek in de zeventiende eeuw?
A
welvaart en godsdienstvrijheid
B
hoge bevolkingsdichtheid en welvaart
C
godsdienstvrijheid en democratie
D
godsdienstvrijheid en lage bevolkingsdichtheid

Slide 19 - Quizvraag

Wat wordt er met het begrip 'Republiek' bedoeld?

A
De naam van Nederland in de 16e t/m de 18e eeuw.
B
Een staat zonder vorst zoals een koning of een keizer.
C
Ergens tegen in opstand komen.
D
Als burgers wetten maken en niet een vorst.

Slide 20 - Quizvraag

Wie hadden de meeste macht in de Nederlandse Republiek?
A
De koning en zijn hofhouding
B
De regenten uit rijke families
C
De hardwerkende mannen en vrouwen

Slide 21 - Quizvraag

Wat wordt er bedoeld met 'de beurs'?
A
Het gebouw waar kooplieden hun geld konden inwisselen om te handelen.
B
Het gebouw waar zeevaarders konden rusten voor een nieuwe tocht.
C
Het gebouw waar alle handelsspullen opgeslagen werden.
D
Het gebouw waar kooplieden samen komen om handel te drijven.

Slide 22 - Quizvraag

De Staten Generaal gaf de VOC speciale rechten:
A
handelsmonopolie
B
vrede sluiten en oorlog voeren
C
aandelen verkopen
D
een multinational

Slide 23 - Quizvraag

In welk opzicht was de VOC uniek in de wereld?
A
Eerste bedrijf met winst uit handel
B
Eerste bedrijf met aandelen
C
Eerste bedrijf in de handel met specerijen
D
Eerste bedrijf in de handel met slaven

Slide 24 - Quizvraag