Grammatica

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Leg je boek, je schrift en een pen op tafel. 

Doe je jas uit en muts/capuchon af.

Zet je tas op de grond.

Vandaag:

Eerste uur

SO bespreken en H. 2 t/m 4 herhalen

Tweede uur

Grammatica: H. 5 t/m 7

Vraag 1 t/m 4

1. Het doel is dat de lezer een mening vormt. 

2. Bij een overtuigende tekst wil de schrijver dat de lezer zijn mening overneemt, bij een activerende tekst roept de schrijver ook op tot een actie. 

3. Feiten zijn uitspraken die je kunt controleren. 

4. Oproep om iets te doen. 

5. De dinosauriërs die vroeger leefden.

6. De mensen.

7.  ‘Welke invloed hebben mensen op dieren in het wild?’

8. Nee

9. De tekst is een informerende tekst, omdat de tekst objectief is. De tekst bestaat voornamelijk uit feiten.

10. De delen ‘onbenullige mens’, ‘bedroevend genoeg’, ‘enorm’ en ‘arme beesten’ zijn niet puur informerend. 

5. De dinosauriërs die vroeger leefden.

6. De mensen.

7.  ‘Welke invloed hebben mensen op dieren in het wild?’

8. Nee

9. De tekst is een informerende tekst, omdat de tekst objectief is. De tekst bestaat voornamelijk uit feiten.

Onderstreep in de tekst waar je deze antwoorden kunt vinden. 

1. Schrijf in je schrift op wat de schrijver wil en doet bij de tekstdoelen. Je mag je boek gebruiken

Informeren:

Beschouwen:

Overtuigen: 

Activeren: 

Amuseren:

2. Wat is het verschil tussen overtuigen en beschouwen?

3. Wat is het verschil tussen informeren en overtuigen? 

Schrijf een informerend stukje (twee zinnen) over huiswerk.

Schrijf een overtuigend stukje (twee zinnen) over huiswerk.

H. 5 Grammatica in talen

Het verschil tussen taalkundig en redekundig ontleden. 

Redekundig ontleden

Taalkundig ontleden

ieder woord benoemen

zinsdelen benoemen

onderwerp

lidwoord

lijdend voorwerp

bijvoeglijk naamwoord

H. 6 Zelfstandig naamwoord, lidwoord bijvoeglijk naamwoord. 

De mooie auto is rood.
Auto is een:

1. lidwoord
2. bijvoeglijk naamwoord
3. zelfstandig naamwoord

De mooie auto is rood.
Mooie is een:

1. lidwoord
2. bijvoeglijk naamwoord
3. zelfstandig naamwoord

De mooie auto is rood.
Rood is een:

1. lidwoord
2. bijvoeglijk naamwoord
3. zelfstandig naamwoord

H. 7 Werkwoorden

Je moet werkwoorden kunnen herkennen. 

- Persoonsvorm, hele werkwoord (infinitief), voltooid deelwoord. 

- Bedrijvend/actief en lijdend/passief

Bedrijvend/actief:

Het onderwerp doet iets in de zin. 

Lize schopt de bal. 

Lijdend/passief:

Het onderwerp doet niets in de zin.

De bal wordt door Lize geschopt. 

De crimineel werd door de politie opgepakt.

1. bedrijvend/actief
2. lijdend/passief

Jan wordt morgen veertien jaar.

1. bedrijvend/actief
2. lijdend/passief

Morgen wordt de naam van de winnaar bekendgemaakt.

1. bedrijvend/actief
2. lijdend/passief

Maak opdracht 6 (blz. 33).

Wat niet af is, is huiswerk voor maandag. 

Je mag alleen fluisterend overleggen. 

Aan het einde van de les:

- Doe je je spullen in je tas

- Blijf je zitten tot de bel gaat

Als de bel gaat:

- Schuif je je stoel aan

- Loop je rustig naar de volgende les toe