Het is makkelijker om eerst een tussenstapje te doen. Reken eerst uit wat er hoort bij 10 minuten. Om van 5 naar 10 minuten te komen vermenigvuldig je met 2 (5 x 2 = 10).
Wat je onderin de tabel doet, moet je boven ook doen; alleen dan klopt de verhoudingstabel nog!
Dus: 2 x 2 =4 km. Ze fietst dus 4 km per 10 minuten.