Robotica week 3

Lesdoelen
Je weet/ je kent:
  • de onderdelen van de robot
  • smart doelen opstellen
  • verschillen tussen mobiel-immobiel-autonoom
  • wat de fysieke structuur van een robot is
  • wat het brein van een robot is
  • wat algoritmes zijn
  • wat een program flow model is
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lesdoelen
Je weet/ je kent:
  • de onderdelen van de robot
  • smart doelen opstellen
  • verschillen tussen mobiel-immobiel-autonoom
  • wat de fysieke structuur van een robot is
  • wat het brein van een robot is
  • wat algoritmes zijn
  • wat een program flow model is

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je nog...even herhalen

Slide 2 - Tekstslide

Vraag:

Wat zijn de 4 onderdelen van een robot?





Slide 3 - Tekstslide

4 onderdelen van een robot

  1. actuator (acties uitvoeren)
  2. sensoren (zintuigen)
  3. krachtbron (batterij)
  4. regelaar (processor met een programma).

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Doelen stellen
S - specifiek
M - meetbaar
A - acceptabel
R - realistisch
T - tijdgebonden

Slide 7 - Tekstslide

specifiek
Een specifiek doel betekent een duidelijk doel, waarmee de volgende W-vragen beantwoord worden: WIE / WAT / WAAR ?


Doel: Ik wil thuis een goede planning kunnen maken voor mijn huiswerk.
WIE:       ik wil het doel bereiken 
WAT:      goede planning kunnen maken voor mijn huiswerk (= wat)
WAAR:  dit wil ik op thuis doen (= waar). 

Slide 8 - Tekstslide

meetbaar
Bij een meetbaar doel gaat het erom dat je op een bepaald moment kunt zeggen: JA, ik heb het behaald.

Voorbeeld
Ik ga de komende 6 weken elke weekend een samenvatting maken van de stof van biologie die we die week behandeld hebben.
Ik ga een voldoende halen voor de volgende toets Engels (een 5,5 of hoger).

Slide 9 - Tekstslide

acceptabel en realistisch
Het is belangrijk om je af te vragen of je doel haalbaar is.
Je vraagt je af: kan ik dit doel halen als ik mijn best doe?

Voorbeelden van doelen die niet acceptabel/realistisch zijn?
Ik ga...

Slide 10 - Tekstslide

tijdgebonden
Een tijdgebonden doel betekent dat je hebt bepaald wanneer het doel behaald zou moeten zijn. Je stelt dus een deadline.

Ik wil bij het volgende rapport een voldoende staan voor wiskunde door elke week mijn huiswerk af te hebben en elke les één vraag te stellen aan de docent.

Slide 11 - Tekstslide

Sensoren
  • Sensoren:  de zintuigen van het apparaat
  • Bekendste:  bewegingssensor (buitenlampen)
  • Een sensor neemt waar en geeft een signaal door. 

Slide 12 - Tekstslide

Actuator
  • Engelse woord 'act' wat 'handelen' betekent -> doen. 
  • Een actuator is dus een apparaat wat dingen doet / in actie zet.
  • Een actuator is dus precies wat een sensor niet is. 
  • Een sensor neemt waar en geeft een signaal door. 
  • Een actuator doet iets met dat signaal en zet het om in een handeling. 

Slide 13 - Tekstslide

Actuator
  • Deze komt in actie komen als hij een signaal krijgt...
  • kan dingen dragen, pakken, duwen, draaien, blazen en  schakelen.
  • Soorten actuatoren: een motor, een luchtcilinder, een lamp, een speaker/sirene/alarm, een schakelaar
  • Voorbeelden: automatische buitenlamp - automatische schuifdeur -     robotarm

Slide 14 - Tekstslide

Sensoren-regelaar-actuator
  • Wat de sensor waarneemt wordt doorgestuurd naar een regelaar. 
  • Dit is bijvoorbeeld een processor, controller of computer
  • De regelaar bepaalt vervolgens wat er gedaan moet worden en zet vervolgens een actuator aan het werk. Actuatoren kunnen motoren zijn. Maar ook de lampen, schakelaars of luidsprekers.
  • Je hebt dus een regelaar nodig om sensoren en actuatoren met elkaar te laten samenwerken. Het zijn de 'hersenen' van het systeem.

Slide 15 - Tekstslide

Werking actuator en sensor
De werking van een actuator is tegengesteld aan die van een sensor.
  • Een sensor neemt de omgeving waar en verstuurt zijn bevinden
  • Een actuator maakt gebruik van een signaal om zijn omgeving te beïnvloeden.

Slide 16 - Tekstslide

Elektronische schakelingen
Robots werken altijd op stroom. 
Stroom werkt altijd met een schakeling. 
Een schakeling (ook wel een circuit genoemd) bestaat uit een aantal elektrische onderdelen die samenwerken. Hiermee kunnen diverse functies worden uitgevoerd.

Slide 17 - Tekstslide

5 onderdelen van een robot

  • actuator
  • skelet
  • sensoren
  • krachtbron
  • regelaar (processor met een programma).

Slide 18 - Tekstslide

Soorten robotten
Mobiele
Immobiele
Autonome
Virtuele
Humanoïde

Slide 19 - Tekstslide

mobiele robots

Slide 20 - Tekstslide

immobiele robots

Slide 21 - Tekstslide

autonome robots

Slide 22 - Tekstslide

virtuele robots

Slide 23 - Tekstslide

humanoïde robots

Slide 24 - Tekstslide

Soms moet je een elektrische schakeling schematisch na tekenen.
Hoe wordt een schematische tekening genoemd?
A
schakeltekening
B
stroomschema
C
schakelschema
D
stroomtekening

Slide 25 - Quizvraag

In de tekening zie je een elektrische schakeling. Wat voor schakeling is dit?

A
Een serieschakeling
B
Een parallelschakeling

Slide 26 - Quizvraag

In de tekening zie je een elektrische schakeling. Wat voor schakeling is dit?

A
Een serieschakeling
B
Een parallelschakeling

Slide 27 - Quizvraag

Uit welke onderdelen kan een stroomkring bestaan?
A
schakelaar, en 2 lampen
B
snoer,lamp,spanningsbron en schakelaar
C
snoeren alleen
D
lampen alleen

Slide 28 - Quizvraag

Wat doen spanningsbronnen?
A
vervoeren energie
B
leveren elektrische energie
C
zetten elektrische energie om
D
meten de spanning

Slide 29 - Quizvraag


Welke schakeling zie je hier?
A
Parallel
B
Serie

Slide 30 - Quizvraag

In welke eenheid wordt stroomsterkte gemeten?
A
Ampere
B
Kilogram
C
Milliliter
D
Volt

Slide 31 - Quizvraag

 Theorie opdrachten deel 3
TAAK
KV Robotica
KV Digispel
KV P&S
1
2 (tb de servicerobot)
3 (film onderdelen robot)
4 (tb onderdelen robot)
2-3
2: film med. productpresentatie
3-4-5
2
2 (animatie brainstormen)
4 (animatie SMART)
5-6-7
2
3 (tb KISS)
4 (tb Game-elementen)
2 (tb retailformule)
3 (tb stijlen en trends)
4
6 -7 (tb 53 doelgroep)
3
2 (tb soorten robots)
3 (tb fysieke structuur ve robot)
4 (sensoren ve robot)
5
2 (tb games ontwikkelen)
3 (tb onderdelen van je spel)
5 (MakeCode Arcade)
2 (tb 36 marketing)
3 (tb 56 reclame) - 4 - 5
4
2
3 (tb program flow model)
4
5
6
2 (tb prototype + stappenplan Scratch/MakeCode Arcade)
2: film product presenteren
3 + 4 (tb compositie in de ruimte)
5: schappenplan
6: (tb 60 - 61 - 62 artikelpres)
7: (tb displays)
9: (tb een display bouwen)
5
x
2 (tb 8 presentatie geven)
x
6
x
7
Individueel - samenwerken - klassikaal 

Slide 32 - Tekstslide

Robotica week 3

Slide 33 - Tekstslide