u1 les 5 grammaire - bez. vnw

  • Voca
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

  • Voca

Slide 1 - Tekstslide

  • les devoirs  (gt)
  • kloktijden - les heures
  • bezittelijk vnw 
Le but: à la fin de ce cours:
  • heb ik geoefend met kloktijden
  • ik ken de bez. vnw in het Frans
  • ik kan de bez. vnw op de juiste manier toepassen.

Slide 2 - Tekstslide

Wat betekent?
l'émission
le champion, la championne
l'avenir
le but
le début
la nouvelle
le rêve

Slide 3 - Tekstslide

il est quelle heure?

Slide 4 - Tekstslide

Quelle heure est-il?

Slide 5 - Tekstslide

Quelle heure est-il?

Slide 6 - Tekstslide

Il est midi.
A
Het is middag.
B
Het is 12 uur 's middags.
C
Het is tijd.
D
Het is 12 uur 's nachts.

Slide 7 - Quizvraag

Il est huit heures et quart.
A
Het is 8 uur.
B
Het is 10 over 8.
C
Het is kwart over 8.
D
Het is kwart voor 8.

Slide 8 - Quizvraag

Il est cinq heures et demie.
A
Het is half 5.
B
Het is 5 uur.
C
Het is kwart over 5.
D
Het is half 6.

Slide 9 - Quizvraag


Welke tijd is correct gespeld?
A
Il est trois heure et demie.
B
Il est trois heures et demi.
C
Il est trois heures et demie.
D
Il est trois heurs et demie.

Slide 10 - Quizvraag

Les devoirs
nakijken exercices 10 b, 10 c
exercice 12 en 13 (luisteroefening - gebruik qr code)

Iedereen het gemaakt?


Slide 11 - Tekstslide

exercice 10 b
1 une heure
 2 quatre heures
 3 sept heures
 4 dix heures

Slide 12 - Tekstslide

exercice 10 c
1 Arthur ! Il est sept heures et demie – tu vas être en retard !
 2 Mon entrainement de foot est à sept heures et quart.
 3 Il est sept heures moins le quart. À table ! On mange tôt, ce soir
 4 Il est déjà minuit. Je ne peux pas dormir.

Slide 13 - Tekstslide

Exercice 12 et 13
Antwoorden klassikaal geven

Slide 14 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord
Wat is het, wanneer gebruik je het?

blz 23

Slide 15 - Tekstslide

Bezittelijk vnw
geeft het bezit aan, van wie iets is.
mijn boek, jouw tas, haar telefoon.

Slide 16 - Tekstslide

Bezittelijk vnw in het Frans
Wat heb je hierover geleerd vorig jaar?
Waarop moet je letten?




Slide 17 - Tekstslide

verschil lidwoord Nederlands en Frans

Slide 18 - Tekstslide

Leg de regel uit!
mijn vader = mon père
mijn moeder = ma mère
mijn ouders = mes parents

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Bij welk woord hoort 'mes'?
Je fais mes devoirs.
A
Je
B
fais
C
devoirs

Slide 21 - Quizvraag

Bij welk woord hoort 'mon'?
Mon agenda est dans le sac à dos.
A
Agenda
B
dans
C
le sac à dos

Slide 22 - Quizvraag

De vorm van het bezittelijk voornaamwoord

Slide 23 - Tekstslide

Voorbeelden
1. Marc est mon frère.
2. Ils sont tes parents.
3. C'est sa maison
4. C'est notre voiture.
5. Ce sont vos livres.
6. Ils font leurs devoirs.

Slide 24 - Tekstslide

Let op!
Als het zelfstandig naamwoord vrouwelijk enkelvoud is en met een klinker of stomme h begint: altijd mon, ton of son!
Amélie est mon amie.  = Amélie is mijn vriendin.
C'est son équerre.         = Dat is zijn geodriehoek.


Slide 25 - Tekstslide

Vul het juiste bez. vnw. in:
Luc est dans ... (haar) chambre. (v)
A
mon
B
ma
C
ta
D
sa

Slide 26 - Quizvraag

Vul het juiste bez. vnw. in:
Pierre et Marie sont ... (onze) parents.
A
ses
B
tes
C
nos
D
vos

Slide 27 - Quizvraag

Vul het juiste bez. vnw. in:
7, Rue de Gare est ... (zijn) adresse (v).
A
ta
B
ton
C
sa
D
son

Slide 28 - Quizvraag

exercice 16a
Klassikaal herhalen

Klaar. Wie vindt het nog moeilijk? 
Samen met mij exercice 16c

Makkelijk? Ga zelf aan de slag

Slide 29 - Tekstslide

Les Devoirs

Apprendre: bezittelijk voornaamwoord blz 36

Faire: Opdracht 16c, 16d
                                  blz 24

Slide 30 - Tekstslide