Oef. 2 Vertaal het Duitse woord en zoek het Nederlands
Oef. 3 Verbind het D met het NL
Oef. 4 Welk lichaamsdeel in het Duits wordt bedoeld?
Oef. 5 Welk woord hoort er niet in thuis
Oef. 6 Vertaal het woord tussen haakjes
Oef. 7 Vertaal de woorden tussen haakjesOef. 8 Los de rebus op, gebruik de Lernliste (blz. 88+89)
Oef. 9 Vertaal de woorden tussen haakjes ( De woorden komen uit Kapitel 1 en Kapitel 2)
Oef. 12 Lees de tekst en beantwoord de vragen. Belangrijke woorden: stolz = trots, Erfindung = uitvinding
Ben je klaar? Vraag om de extra opdracht!