Intrinsieke waarde: de waarde van het materiaal waarvan het geld gemaakt is. Tin, aluminium, papier.
Nominale waarde / Extrinsieke waarde: de waarde die op het geld gedrukt staat.
Reële waarde / Interne waarde: de koopkracht van het geld. De hoeveelheid middelen die je voor je geld kunt kopen.