Je kunt uitleggen waarom bewegen belangrijk is voor jong en oud.
Je kunt de beweegrichtlijnen benoemen, waar kinderen aan moeten voldoen en weet wat de activiteiten inhouden.
Je kunt benoemen hoe iemand zich zou kunnen voelen bij een depressie.
Je kunt vertellen hoe positief denken jou zou kunnen beïnvloeden.
Je weet wat het verschil tussen een voedingsstof en een voedingsmiddel is.
Je kunt benoemen welke taken de voedingsstoffen vervullen.
Je weet wat de schijf van vijf is en kunt benoemen hoe de vakken heten en welke groepen voedingsmiddelen en voedingsstoffen in elk vak van de schijf van vijf zitten.
Je kunt het verschil benoemen tussen plantaardige en dierlijke voedingsmiddelen.
Je kunt het verschil benoemen tussen vegetariërs en veganisten.