1.8 spelling (1)

Hallo allemaal
- Berg je telefoon op in de tas en ga op je plaats zitten
- Leg je spullen voor Nederlands op je tafel
- Ga alvast lezen in je leesboek



1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hallo allemaal
- Berg je telefoon op in de tas en ga op je plaats zitten
- Leg je spullen voor Nederlands op je tafel
- Ga alvast lezen in je leesboek



Slide 1 - Tekstslide

Lezen
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk check
Zijn er nog vragen bij bepaalde opdrachten. 
timer
3:00

Slide 3 - Tekstslide

2.5: grammatica
korte terugblik

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen 
In deze paragraaf herhaal je:
• hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd goed spelt;
• hoe je deze leestekens goed gebruikt; punt, komma, uitroepteken, vraagteken.

In deze paragraaf leer je:
• hoe je aanhalingstekens goed gebruikt;
• tien dicteewoorden.
§1.8

Slide 5 - Tekstslide

Voorkennis

Vorig jaar hebben we geleerd over de PV en hoe je deze moet schrijven. 

Maak zelfstandig opdracht 1 op blz. 76, deze kijken we over 5 minuten samen even na
timer
5:00

Slide 6 - Tekstslide

Route bepalen
Bepaal nu je route door de paragraaf door opdracht 2 goed te lezen. 

Kijk de instapopdracht na en noteer het aantal fouten dat je hebt gemaakt.
Opdracht 1a en b samen:
• Zijn dit er 2 of meer? Maak alle opdrachten en luister mee met de instructie
• Zijn dit er minder dan 2? Sla opdracht 3 over en ga zelfstandig in stilte aan het werk. 

Opdracht 1c
• Zijn dit er 1 of meer? Maak alle opdrachten en luister mee met de instructie
• Zijn dit er 0? Sla opdracht 6 over en ga zelfstandig in stilte aan het werk. 

Slide 7 - Tekstslide

PV in de tt
De persoonsvorm (pv) is een belangrijk zinsdeel. In elke zin staat een pv. De pv is altijd een werkwoord (doe-woord) en bestaat meestal uit één woord.

Doorloop de volgende stappen voor het juist schrijven van de PV in de tt: 
1. Bepaal of het werkwoord de PV is
2. Bepaal in welke tijd de zin staat. 
3. Bepaal het onderwerp van de zin. 
IK (1e persoon)                                 --> schrijf de ik-vorm
JE/JIJ/ U (2e persoon)                  --> schrijf de ik-vorm+t (behalve als het achter de pv staat)
HIJ/ZIJ/HET (3e persoon).          --> schrijf de ik-vorm+t

Slide 8 - Tekstslide

Aan het werk
Hoofdstuk 1, §1.8 spelling, opdr 4 en 6

Klaar? 
  1. nakijken
  2. woorden oefen met de woordtrainer of lezen in je leesboek

Niet klaar? dan is dit je huiswerk

Slide 9 - Tekstslide

Afsluiting
Bespreken van opdracht 4


Slide 10 - Tekstslide

Huiswerk
Hoofdstuk 1, §1.8 spelling, opdr 3 tm 6 en nakijken

Slide 11 - Tekstslide