In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Welkom bij de oefentoets
ORDENING KLAS 3 vmbo- K
Slide 1 - Tekstslide
Een man vindt op het strand een dier met 10 poten. Welk dier is dit?
A
Een konijn.
B
Een kreeft.
C
Een duizendpoot.
D
Een insekt.
Slide 2 - Quizvraag
Wat is een belangrijk kenmerk van bacterien?
A
Ze hebben geen celmembraan
B
Ze hebben geen celwand.
C
Ze hebben geen celkern.
D
Ze hebben een vacuole
Slide 3 - Quizvraag
Wat weet je van de symmetrie van een spin?
A
Veelzijdig symmetrisch
B
Tweezijdig symmetrisch
C
Niet symmetrisch
Slide 4 - Quizvraag
Om 8 uur zitten er 10 bacteriën in een vaatdoekje. Deze bacteriën delen zich elke 30 minuten. Hoeveel bacteriën zitten er om 12 uur in het vaatdoekje?
Slide 5 - Open vraag
Welke huidbedekking hoort bij amfibieën?
A
Haren
B
Slijm
C
Schubben
D
Schubben en slijm
Slide 6 - Quizvraag
Een vis is koudbloedig. Wat betekent dat?
A
Een vis kan alleen in koud water zwemmen.
B
Een vis is altijd koud.
C
Een vis kan niet tegen warmte.
D
Een vis heeft dezelfde temperatuur als zijn omgeving.
Slide 7 - Quizvraag
Koud- of warmbloedig?
konijn
A
koudbloedig
B
warmbloedig
Slide 8 - Quizvraag
Koud- of warmbloedig?
kikker
A
koudbloedig
B
warmbloedig
Slide 9 - Quizvraag
Koud- of warmbloedig?
krokodil
A
koudbloedig
B
warmbloedig
Slide 10 - Quizvraag
Koud- of warmbloedig?
merel
A
koudbloedig
B
warmbloedig
Slide 11 - Quizvraag
In welk(e) milieu(s) kun je weekdieren aantreffen?
A
Alleen in het water.
B
Op het land en in de lucht.
C
Op het land en in het water.
D
Op het land, in de lucht en in het water.
Slide 12 - Quizvraag
Bij de productie van welk voedingsmiddel wordt een schimmel gebruikt?
A
Brood
B
Yoghurt
C
Zuurkool
D
Chocola
Slide 13 - Quizvraag
Welke skelet heeft dit dier?
A
Inwendig skelet.
B
Uitwendig skelet.
C
Geen skelet.
Slide 14 - Quizvraag
Streptokokken kunnen infecties veroorzaken. De streptokokkencellen hebben geen celkern, wel een celwand en geen bladgroenkorrels.
Tot welke groep behoren streptokokken?
A
Schimmels
B
Dieren
C
Bacterien
D
Planten
Slide 15 - Quizvraag
Wat weet je over de voortplanting van een reptiel?
A
Eieren met kalkschaal
B
Eieren met leerachtige schaal
C
Eieren zonder schaal
D
Zonder ei: levendbarend
Slide 16 - Quizvraag
Waardoor komt voedselvergiftiging in de zomer vaker voor dan in de winter?
A
Schadelijk bacteriën leven beter door zonlicht.
B
Schadelijke bacteriën delen zich sneller door de hitte
C
In de zomer is er meer contact tussen mensen en dus meer verspreiding.
D
In de zomer komen vogelgriep bacteriën vaker voor.
Slide 17 - Quizvraag
Tot welke stam behoort dit dier: Het is meercellig. Het is veelzijdig symmetrisch. Het leeft in zee. Het heeft een inwendig skelet. De huid is bedekt met puntige stekels.
A
Wormen
B
Sponzen
C
Stekelhuidigen
D
Holtedieren
Slide 18 - Quizvraag
Wat is GEEN kenmerk van een zoogdier?
A
Haren
B
Levendbarend
C
Kieuwen
D
Warmbloedig
Slide 19 - Quizvraag
Leg in je eigen woorden uit wanneer een organisme tot een soort behoort.