In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 1
1.
Lesopening
2.
Leergebiedoverstijgende doelen + arrangementen
3.
Lesdoel (+ minicheck)
4.
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6.
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie + afsluiting
Slide 1 - Tekstslide
1. Lesopening
Pak je boek van Nederlands met je schrift, laat het boek nog even dicht.
Slide 2 - Tekstslide
2. Leergebiedoverstijgende doelen
Zelfstandig leren
- Werkt volgens de gestelde eisen, die aan de opdrachten worden gesteld.
Als er staat leg je antwoord uit, doe je dat.
Slide 3 - Tekstslide
Arrangementen
- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie na het benoemen van de lesdoelen en het lezen van de theorie.
???
- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag.
Thirza, Kyano, Zouhir, Oscar, Nikki
- Intensief: doe mee aan de mini-check. Instructie volgen, kom aan de groepstafel zitten.
Rik, Jayson, Damian
Slide 4 - Tekstslide
3. Lesdoel
Aan het eind van deze les;
- kun je de PV, het hele werkwoord en het voltooid deelwoord herkennen.
Slide 5 - Tekstslide
Verdiept arrangement:
Namen lln.
Huiswerk noteren + maken:
Les: 1.5
blz.: 21 t/m 23
opdr.: 7 + 9
Slide 6 - Tekstslide
Mini-check
Quiz mee
Slide 7 - Tekstslide
Noteer het voltooid deelwoord van: doen
Slide 8 - Open vraag
Noteer het hele werkwoord van: slaap
Slide 9 - Open vraag
Noteer het hele werkwoord + voltooid deelwoord van: zet
Slide 10 - Open vraag
Wie maakt wat:
3 vragen goed? Ga zelfstandig aan de slag:
Blok 1 Les: 1.5 blz.: 21 t/m 23 opdr.: 7 + 9
De rest doet mee met de instructie.
Slide 11 - Tekstslide
4. Instructie
Lees en kijk mee naar de volgende dia's.
Slide 12 - Tekstslide
Vormen van een werkwoord (1)
Er zijn meerdere werkwoordsvormen:
- persoonsvorm;
- hele werkwoord;
- voltooid deelwoord.
Slide 13 - Tekstslide
Werkwoordsvormen (2)
- staat er in een zin één werkwoord, dan is dat automatisch de persoonsvorm;
- staan er meer werkwoorden in de zin, dan weet je dankzij de tijdproef welke de persoonsvorm is;
- voor de overige werkwoorden geldt: het is een voltooid deelwoord en/of een heel werkwoord.
Slide 14 - Tekstslide
Persoonsvorm
- een werkwoord heeft verschillende persoonsvormen. Het past zich aan, aan wie of wat het doet;