Linking words

Linking words (voegwoorden)
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Linking words (voegwoorden)

Slide 1 - Tekstslide

Linking words 
Linking words helpen je om een tekst/zin te begrijpen
Linking words helpen je om goede Engelse zinnen te schrijven
Linking words zijn dus belangrijk!!


Slide 2 - Tekstslide

Linking words
zijn woorden die twee zinnen of zinsdelen met elkaar verbinden

example
I am going home. I am going to eat pizza.
I am going home and I am going to eat pizza.

Slide 3 - Tekstslide

Linking words are important because.....
...they show the relationship between ideas in sentences and paragraphs
....they have different functions and positions in the sentences

Subordinators are linking words that join clauses together and can be used at the beginning of the middle of a sentence

Sentence connectors are placed at the beginning of a sentence



Slide 4 - Tekstslide

Verschillende soorten
toevoeging: and, also, too
tegenstelling: but, however
oorzaak/gevolg: because, since, so, therefore
voorbeelden geven: such as, for example
opsomming: first, next
verduidelijken: clearly, in fact

Slide 5 - Tekstslide

Most common linking words

For 
And
Nor 
But 
Or   
Yet  
So  


But also.....

- Because
- Even so
- If
-Since
-Although
-As
-When
etc.

Slide 6 - Tekstslide

I'm awesome at Maths, ______ my brother really sucks at it.
A
because
B
but
C
since
D
therefore

Slide 7 - Quizvraag

I think Larry is the worst baseball player ever. _____ he should be taken off the team.
A
For example
B
Therefore
C
First
D
But

Slide 8 - Quizvraag

She doesn't like tea, _____ he does like tea.
A
however
B
in fact
C
also
D
therefore

Slide 9 - Quizvraag

Vocab C3 - A-watching & theme words

Slide 10 - Tekstslide

Anything
A
Wat je maar wilt
B
Graag
C
Vreselijk
D
Gemiddeld

Slide 11 - Quizvraag

Venue
A
Verhaallijn
B
Evenement
C
Gelegenheid
D
Handtekening

Slide 12 - Quizvraag

Gem
A
Schitterend
B
Juweel
C
Te gek
D
Figurant

Slide 13 - Quizvraag

Charity
A
Steeds
B
Beroemdheid
C
Zich herinneren
D
Goed doel

Slide 14 - Quizvraag

Crowd
A
Opgewonden
B
Bijna
C
Publiek
D
Kaskrakker

Slide 15 - Quizvraag

Ontmoeten
A
Nearly
B
Meet
C
Review
D
Applaud

Slide 16 - Quizvraag

Repeteren
A
Review
B
Nearly
C
Red carpet
D
Rehearse

Slide 17 - Quizvraag

Steeds
A
Constantly
B
Crowd
C
Gossip
D
Audience

Slide 18 - Quizvraag

Vermaken
A
Breakthrough
B
Applaud
C
Entertain
D
Glamorous

Slide 19 - Quizvraag

Bijvoorbeeld
A
Clearly
B
For example
C
Therefore
D
Care

Slide 20 - Quizvraag