OEFENEN bijwoord voorzetsel

Grammatica C Bijwoord en voorzetsel
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammatica C Bijwoord en voorzetsel

Slide 1 - Tekstslide

Welkom!
Welkom 

Etui, lesboek, schrift, leesboek, laptop dicht op tafel.

We starten met stillezen
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Deze week
Maandag:Instructie bijwoord en voorzetsel
Dinsdag: Oefenen/ extra instructie
Vrijdag:leesuur

Weektaak 15 april
Leren: Handboek blz 166
Maken Gram C 1 t/m 9 (10)
26 april so woordsoorten 

Slide 3 - Tekstslide

Starttaak
Etui, planner, lesboek, leesboek, schrift open en laptop dicht op tafel.
Noteer van de onderstaande zinnen alle voorzetsels en bijwoorden in je schrift.
  1. Hij staat achteraan in de rij te wachten.
  2. Waarom sta je hier te kletsen?
  3. Ze keek me licht verontwaardigd aan.
  4. In het museum hing een zeldzaam mooi schilderij.


Klaar? Stillezen
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Starttaak
Etui, planner, lesboek, leesboek, schrift open en laptop dicht op tafel.
Noteer van de onderstaande zinnen alle voorzetsels en bijwoorden in je schrift.
  1. Hij staat achteraan in de rij te wachten.  B: achteraan V: in
  2. Waarom sta je hier te kletsen? B: Waarom, hier V:-
  3. Ze keek me licht verontwaardigd aan. B: licht V: -
  4. In het museum hing een zeldzaam mooi schilderij. B: zeldzaam V: In

  1. Schrijf een zin met een voorzetseluitdrukking  in je schrift.

Klaar? Stillezen

Slide 5 - Tekstslide

Lesdoelen

Je kunt:
- voorzetsel en bijwoorden herkennen en gebruiken.


Route

A: Meedoen met instructie.

B: Infographic/ schema maken blz. 166 uit het handboek Maken 1 t/m 10

Kies je voor B: Je werkt stil en zelfstandig. De eerste 20 min. kun je geen vragen stellen!


Slide 6 - Tekstslide

Voorzetsels
Een voorzetsel geeft aan:
1) Plaats voor, in, achter, tussen, onder, boven, naast,bij, op.... (de kast)
2) tijd: na, tijdens, gedurende .... (de vakantie)
3) reden/oorzaak: vanwege, door, ondanks... (de vakantie)

LET OP!!
Delen van splitsbare werkwoorden horen bij het wg. (Hij keurde het af.> afkeuren)
Soms is een voorzetsel deel van een vaste combinatie: op iemands hulp rekenen/in verband met..
Een voorzetsel staat meestal voor een lidwoord of een voornaamwoord. (met de fiets/voor deze mensen). Soms ontbreekt het lidwoord. (in bed/aan tafel..)

Slide 7 - Tekstslide

Bijwoorden 
  • geven een plaats aan: hier, er, daar, rechts, ergens, nergens
  • geven een tijd aan: nu, soms, plotseling, 's morgens, gauw, vanavond, daarna
  • zijn woorden als: wel, toch, ook, nog, immers, niet, misschien
  • zijn vraagwoorden als: waar, wanneer, waarom, waardoor, waarmee en hoe
(Verwar het bijwoord niet met het vragend voornaamwoord)

Kunnen iets zeggen over:
  • een werkwoord: De scooter rijdt hard.
  • een ander bijwoord: Hij heeft zijn test bijzonder slecht gemaakt.
  • een bijvoeglijk naamwoord: Er liggen erg zieke mensen in een ziekenhuis.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Haal alle voorzetsels uit de volgende zin (noteer ze in de volgorde waarin je ze aantreft, gescheiden door een spatie):

Gedurende de komende weken, zullen de leerlingen les volgen via de computer.

Slide 10 - Open vraag

Haal alle voorzetsels uit de volgende zin:

Na twee uur werken neem ik even pauze en loop ik een rondje om het huis of door de tuin.

Slide 11 - Open vraag

Haal alle voorzetsels uit de volgende zin:

De kleine kinderen van mijn collega zijn bezig met een prachtige tekening.

Slide 12 - Open vraag

Haal alle voorzetsels uit de volgende zin:

Vanwege deze unieke situatie leer ik ineens heel veel over digitaal lesgeven.

Slide 13 - Open vraag

Welke voorzetsel hoort op de puntjes?

Ik zou het....jouw hulp nooit gered hebben.
A
met
B
zonder
C
voor
D
tijdens

Slide 14 - Quizvraag

Zit er een voorzetsel in deze zin?

De docent kijkt de toets na.
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quizvraag

Welke voorzetseluitdrukking hoort in deze zin?

… verband … de vakantie zijn de winkels langer open.

Slide 16 - Open vraag

Welke voorzetseluitdrukking hoort in deze zin?

… tegenstelling … vorig jaar trok de kermis nu veel bezoekers.

Slide 17 - Open vraag

Welke voorzetsels zitten er in deze zin?

Op school schrijf ik soms stiekem mijn huiswerk over van een klasgenoot.

Slide 18 - Open vraag


Noteer de twee bijwoorden uit onderstaande zin.

Waarschijnlijk zal de nieuwslezer vanavond vertellen over de opkomende storm.

Slide 19 - Open vraag

Noteer de twee bijwoorden uit onderstaande zin.

Dat vind ik een heel erg mooi cadeau.

Slide 20 - Open vraag


Noteer de twee bijwoorden uit onderstaande zin.

Jullie zouden toch gisteren vertrekken naar Marbella?

Slide 21 - Open vraag


Noteer de twee bijwoorden uit onderstaande zin.

Ik zou morgen zeker naar de nieuwe James Bondfilm gaan!

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Tekstslide

Welkom!
Welkom 

Etui, lesboek, schrift, leesboek, laptop dicht op tafel.

We starten met stillezen
timer
10:00

Slide 24 - Tekstslide

Deze week
Maandag:Instructie bijwoord en voorzetsel
Dinsdag: Oefenen/ extra instructie
Vrijdag:leesuur

Weektaak 19 april!
Leren: Handboek blz 166
Maken Gram C 1 t/m 9 (10)

26 april so grammatica A,B,C

Slide 25 - Tekstslide