In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen vandaag?
- Welkom!
- Schema landen, leiders, ideologie
- Herhalingsquiz H3
- Aandachtspunten toets
- Afsluiting
Slide 2 - Tekstslide
Schema Leiders - Landen - ideologie
land
ideologie
leider
Slide 3 - Tekstslide
Herhalingsquiz
Wie: Je werkt samen met je buur, in 2tallen. Hoe: Je werkt op fluisterniveau, je overlegt rustig met elkaar. NIET met degene achter/voor je! Waarop: per 2tal 1 wisbordje. Je mag je boek gebruiken!
Vragen op volgorde per §
Slide 4 - Tekstslide
§3.1 De Eerste Wereldoorlog
Slide 5 - Tekstslide
Welk woord wordt bedoeld? trots op je eigen land – vlag – volkslied
Slide 6 - Open vraag
Nationalisme is:
A
Een eigen staat voor je land willen.
B
Een grote liefde hebben voor je eigen volk.
C
Een leger hebben om je eigen volk te verdedigen.
D
Niet zwakker willen zijn dan andere volken.
Slide 7 - Quizvraag
De Eerste Wereldoorlog duurde van...
A
1914 - 1917
B
1914 - 1918
C
1939 - 1945
D
1940 - 1945
Slide 8 - Quizvraag
Welk woord heeft niets te maken met militarisme?
A
soldaat
B
volkslied
C
uniform
D
medailles
Slide 9 - Quizvraag
In 1914 kwamen veel Europese landen met elkaar in oorlog. Wat is daarvan geen oorzaak
A
nationalisme
B
opkomst van Hitler
C
militarisme
D
bondgenootschappen
Slide 10 - Quizvraag
Welke moord was de aanleiding voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog?
A
De moord op de Duitse keizer, Wilhelm II
B
De moord op de Russische tsaar, Nicolaas II
C
De moord de keizer van Oostenrijk-Hongarije, Franz Jozef
D
De moord op de troonopvolger van het Oostenrijks-Hongaarse rijk Franz Ferdinand
Het bondgenootschap waar Duitsland bij hoorde, heette de ...
Slide 13 - Open vraag
Bij welk bondgenootschap hoorde Frankrijk in 1914?
A
Centralen
B
Geallieerden
C
As-landen
D
NAVO
Slide 14 - Quizvraag
Met een front wordt bedoeld:
A
De plaats waar gevochten wordt.
B
De wapenfabrieken
C
De plaats waar een oorlog gepland wordt.
D
De voorkant van een leger.
Slide 15 - Quizvraag
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd in West-Europa een loopgravenoorlog uitgevochten
A
waar
B
niet waar
Slide 16 - Quizvraag
Tijdens de Eerste Wereldoorlog was Nederland ...
A
Neutraal
B
Bij de Geallieerden
C
Bij de Centralen
Slide 17 - Quizvraag
De gevolgen voor Nederland tijdens WOI waren:
A
Honger en Armoede in NL
B
Er waren geen gevolgen voor NL
C
Honger, armoede en Belgische vluchtelingen kwamen naar NL
Slide 18 - Quizvraag
Wat werd afgesproken in het Verdrag van Versailles?
Slide 19 - Open vraag
In welk jaar werd de Vrede van Versailles getekend?
A
1918
B
1919
C
1920
D
1917
Slide 20 - Quizvraag
§3.2 De nieuwe kaart van Europa
Slide 21 - Tekstslide
Hoe komt Lenin aan de macht?
A
Tijdens de Februarirevolutie in 1917
B
Tijdens de Oktoberrevolutie in 1917
C
Tijdens de Burgeroorlog 1918-1922
D
In 1922 bij de stichting van de Sovjet-Unie
Slide 22 - Quizvraag
Wie is deze man?
A
Lenin
B
Stalin
C
Trotski
D
Mussolini
Slide 23 - Quizvraag
Gelijkheid is een kenmerk bij ...
A
Fascisme
B
Communisme
Slide 24 - Quizvraag
Welke Tsaar werd afgezet en later ook door de communisten vermoord?
A
Tsaar Nicolaas II
B
Tsaar Vladimir III
C
Prinses Sisi
D
Tsaar Ferdinand I
Slide 25 - Quizvraag
Lenin was de opvolger van Stalin
A
juist
B
onjuist
Slide 26 - Quizvraag
Welk begrip hoort bij deze uitleg: een land waar de overheid volledig heerst over de samenleving (bepaald wat mensen mogen denken, welke krant ze lezen enz.)
A
Nationalisme
B
Planeconomie
C
Totalitaire staat
D
Vrije staat
Slide 27 - Quizvraag
§3.3 een welvarende
tijd
Slide 28 - Tekstslide
Na de Eerste Wereldoorlog ging het in de jaren '20 beter met de economie
A
niet waar
B
waar
Slide 29 - Quizvraag
Hoe heten de bruisende jaren 20 in Amerika
A
De Boring Twenties
B
De Roaming Twenties
C
De Roaring Twenties
D
De Storming Twenties
Slide 30 - Quizvraag
Wat is een consumptiemaatschappij?
A
maatschappij waarin mensen spullen kunnen kopen voor een aangenaam leven
B
maatschappij van liefdadigheid
C
maatschappij waarin niet geleend mag worden
D
de jaren 20
Slide 31 - Quizvraag
Welke leider hoort bij het fascisme?
A
Adolf Hitler
B
Vladimir Lenin
C
Jozef Stalin
D
Benito Mussolini
Slide 32 - Quizvraag
In welk jaar wordt Mussolini de baas in Italië?
A
1914
B
1917
C
1919
D
1922
Slide 33 - Quizvraag
Welk kenmerk hoort niet bij het fascisme?
A
Democratisch bestuur
B
Nationalisme
C
Persoonsverheerlijking
D
Geweld
Slide 34 - Quizvraag
Noem twee kenmerken van het fascisme
Slide 35 - Open vraag
§3.4 De crisistijd
Slide 36 - Tekstslide
Welke twee leiders van totalitaire regimes zijn dit?
A
Stalin en Mussolini
B
Hitler en Lenin
C
Stalin en Hitler
D
Mussolini en Hitler
Slide 37 - Quizvraag
Wat is een totalitaire staat?
A
een staat waarin iedereen zich voorbereidt op een oorlog
B
een staat met één ideologie die doordringt op alle terreinen van de samenleving
C
een staat waarin de regering zeer weinig macht heeft
D
een antidemocratische staat met een extreem nationalistische partij aan de macht
Slide 38 - Quizvraag
Welk begrip hoort bij deze definitie: 'systematisch opdringen van ideeën'
A
Intimidatie
B
Indoctrinatie
C
uitkering
D
ideologie
Slide 39 - Quizvraag
Wat moet ik leren?
Begrippen
Jaartallen
Personen
Leerdoelen
Schema
Slide 40 - Tekstslide
Tijdens de toets (1)
Lees de vragen goed!
Eerst nadenken, dan pas schrijven: wat wordt er eigenlijk gevraagd?
Schrijf zo compleet mogelijk op:
Als er twee verschillende handelingen worden gevraagd, schrijf dan ook twee dingen op. VB: Geef het jaartal ÉN leg uit..
Slide 41 - Tekstslide
Tijdens de toets (2)
Schrijf niet te weinig redenen op als er bijv: 2 dingen gevraagd worden, kruis er dan ook twee aan.
Tijd over? Lees na het maken van alle vragen, de toets nog eens goed door.