herhalingsles persoonsvorm in de VT

Welkom allemaal 
Jas uit, tas op de grond
telefoons in 't zakkie 
spullen voor je pakken: laptop, boek, aantekeningenmap, pen/potlood etc.

--> starten met NUMO 
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Welkom allemaal 
Jas uit, tas op de grond
telefoons in 't zakkie 
spullen voor je pakken: laptop, boek, aantekeningenmap, pen/potlood etc.

--> starten met NUMO 

Slide 1 - Tekstslide

Het programma 
terugblik les persoonsvorm
de lesdoelen 
uitleg verleden tijd
klassikaal oefenen 
terugkoppeling lesdoel 

Slide 2 - Tekstslide

persoonsvorm
vinden

Slide 3 - Woordweb

Leerdoelen
Aan het einde van de les kan ik werkwoorden vervoegen in de verleden tijd. 
 
Aan het einde van de les kan ik de persoonsvorm vinden in een zin. 

Slide 4 - Tekstslide

Persoonsvorm vinden 
1. vraagzin maken 
2. getal veranderen 
3. tijd veranderen 

Slide 5 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd
  • Zwakke werkwoorden:
    1. -en eraf,
    2. -te/-ten of -de/-den toevoegen

  • Sterke werkwoorden: lopen --> liepen 

Slide 6 - Tekstslide

Aantekeningen maken 
Persoonsvorm vinden: vraagzin maken, getal en tijd veranderen. 

Persoonsvorm verleden tijd: 't kofschip
wij maken: -en, laatste letter is een k
letter k zit in 't kofschip, dus een -t in de verleden tijd
--> wij maakten

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm? 
Wat heb jij gisteren avond gegeten? 

Ik heb tijdens het overleg alles opgetypt. 

Tijdens de vergadering hebben wij veel koffie
gedronken. 


Slide 8 - Tekstslide

Sterk of zwak werkwoord? 
1. lopen 
2. uitleggen 
3. typen 
4. praten 
5. zwemmen 
6. geven 
7. luisteren 
8. vliegen

Slide 9 - Tekstslide

Schrijf de persoonsvorm op in de 
verle
den tijd.
1: Maartje ____________ (verbranden) zijn vingers.
2: Anouk ____________ (bedoelen) het niet verkeerd.
3: Elisa _____________ (beloven) om het huiswerk te maken.
4: Iris _____________ (lezen) veel boeken.
5: Hij _____________ (fotograferen) veel gebieden.
6. De docent ___________ (uitleggen) het uit. 
7. Mijn vader _____________ (vertellen) dat aan mij. 
8. We ______________ (dansen) gisteren tijdens
het feest.  




Slide 10 - Tekstslide

Schrijf de persoonsvorm op in de 
verleden tijd.
1: Mohammed ____________ (voetballen) gisteren tegen zijn oude team.
2: Wij ____________ (downloaden) vroeger illegale films.
3: Dat meisje _____________ (fietsen)  vorig jaar naar school.
4: Iris _____________ (zorgen) goed voor haar oma
en opa.
5: Hij _____________ (fotograferen) vorig jaar
oude gebouwen. 




Slide 11 - Tekstslide

Verleden tijd
Wat is het verschil tussen...

Hij miste zijn moeder. 
Het mistte gisterennacht.

Slide 12 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van de les kan ik werkwoorden vervoegen in de verleden tijd. 

Aan het einde van de les kan ik de persoonsvorm vinden in een zin. 

Slide 13 - Tekstslide