Voorbereiding toets

Nederlands 
Vandaag toets voorbereiding: 
Lezen
Grammatica
Spelling
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands 
Vandaag toets voorbereiding: 
Lezen
Grammatica
Spelling

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling
Lezen - synoniem, globaal/oriënterend lezen, inleiding, middenstuk, slot, tussenkopje, titel, onderwerp. 

Grammatica - lidwoorden, persoonsvorm, onderwerp

Formuleren - leestekens, hoofdletters

Spelling - sterk/zwakke werkwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een synoniem voor 'Noteer'.

'Noteer hier je handtekening in het vak'
A
Lezen
B
Schrijven
C
Optellen
D
Tekenen

Slide 3 - Quizvraag

Globaal lezen
Bij globaal lezen lees je alleen: 
De titel
Inleiding
Tussenkopjes
Plaatje

Je denkt na over waar de tekst over gaat. 
Je kan het onderwerp noemen. 

Slide 4 - Tekstslide

Titel
Inleiding
Tussenkopje
Middenstuk
Slot

Slide 5 - Sleepvraag

Onderwerp
Een onderwerp komt altijd meerdere keren terug in de tekst zoals: 
Bekende youtuber
Meneer van de mand
Populaire man op youtube

Slide 6 - Tekstslide

Deelonderwerp
Een deelonderwerp hoort bij het onderwerp maar geeft een klein beetje extra informatie. 
 - alinea
- middenstuk
Onderwerp meestal in de: 
- inleiding
- Slot

Slide 7 - Tekstslide

Herhaling: Wat is een onderwerp?
A
Een werkwoord
B
Het begin van de zin of tekst
C
Het belangrijkste van de zin of tekst
D
2 woorden met dezelfde betekenis

Slide 8 - Quizvraag

Wat was het onderwerp van de tekst?
A
Antiek verkoper
B
mand!
C
youtube
D
Meneer mand

Slide 9 - Quizvraag

Herhaling
Lezen - synoniem, globaal/oriënterend lezen, inleiding, middenstuk, slot, tussenkopje, titel, onderwerp. 

Grammatica - lidwoorden, persoonsvorm, onderwerp

Formuleren - leestekens, hoofdletters

Spelling - sterk/zwakke werkwoorden

Slide 10 - Tekstslide

Grammatica
Lidwoorden            -                   De                     het                               Een

Zelfstandig naamwoorden - alle woorden waar je DE/HET/EEN voor kan zetten.
Alle mensen, dieren of dingen.

Werkwoorden - dingen die iemand doet. Ze veranderen van vorm in de zin.

Slide 11 - Tekstslide

Grammatica
Deze week geeft de juf veel huiswerk aan ons.

Geeft de juf deze week veel huiswerk aan ons? 
Deze week gaf de juf veel huiswerk aan ons.


Slide 12 - Tekstslide

Hoeveel werkwoorden?
Wij willen thuis huiswerk maken.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 13 - Quizvraag

Welk woord is de persoonsvorm?
Wij willen thuis huiswerk maken.
A
willen
B
thuis
C
huiswerk
D
maken

Slide 14 - Quizvraag

Wie of wat is het onderwerp?
Wij willen thuis huiswerk maken
A
wij
B
huiswerk

Slide 15 - Quizvraag

Herhaling
Lezen - synoniem, globaal/oriënterend lezen, inleiding, middenstuk, slot, tussenkopje, titel, onderwerp. 

Grammatica - lidwoorden, persoonsvorm, onderwerp

Formuleren - leestekens, hoofdletters

Spelling - sterk/zwakke werkwoorden

Slide 16 - Tekstslide

straten schrijf je met een hoofdletter
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Maanden van het jaar schrijf je met een hoofdletter.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quizvraag

! gebruik je om iets extra duidelijk te maken in de zin.
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quizvraag

? gebruik je alleen als de zin begint met: wie, wat, waar, welke, wanneer.
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Typ de zinnen (3) over met leestekens en hoofdletters:
kijk uit ben je gek geworden je kan niet zomaar oversteken zonder te kijken

Slide 21 - Open vraag

Herhaling
Lezen - synoniem, globaal/oriënterend lezen, inleiding, middenstuk, slot, tussenkopje, titel, onderwerp. 

Grammatica - lidwoorden, persoonsvorm, onderwerp

Formuleren - leestekens, hoofdletters

Spelling - sterk/zwakke werkwoorden

Slide 22 - Tekstslide

verleden tijd 
sterk                               zwak
lopen 
braden 
fietsen 
ik liep 
ik braad de
ik fietste
jij liep
jij braad de
jij fietste
hij liep
hij  braad de
hij fietste 
zij liepen  
zij  braad den
zij fietsten 
hele werkwoord
 - en 
+ te
+de 


Slide 23 - Tekstslide

Ilja houdt van film kijken.
A
sterk
B
zwak

Slide 24 - Quizvraag

Jullie komen allemaal naar het schoolfeest.
A
sterk
B
zwak

Slide 25 - Quizvraag

Vandaag fiets ik naar school
A
sterk
B
zwak

Slide 26 - Quizvraag

Wat ken je al goed?

Slide 27 - Woordweb

Wat moet je nog extra oefenen?
Lezen
Grammatica
Formuleren
Spelling

Slide 28 - Poll