In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
par. 6.1 Woonplaats en werkplaats
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoelen
In deze paragraaf leer je:
hoe in Europa weer een landbouwstedelijke samenleving ontstond.
hoe de economie zich ontwikkelde
hoe ambachtslieden samenwerkten
hoe handelssteden samenwerkten
Slide 2 - Tekstslide
De soort samenleving uit de vroege middeleeuwen was
A
landbouwsamenleving
B
landbouwstedelijke samenleving
C
samenleving van jager- verzamelaars
D
multiculturele samenleving
Slide 3 - Quizvraag
platteland en stad:
vroege middeleeuwen:
hofstelsel
landbouwsamenleving: grootste deel van de bevolking was (horige) boer.
Slide 4 - Tekstslide
Wat is het middel van bestaan van mensen in een landbouwsamenleving?
Slide 5 - Open vraag
Platteland en stad:
vanaf ongeveer het jaar 1000 veranderen er dingen:
Boeren gaan moerasgebieden droogleggen door sloten te graven. Ook kapten ze bossen. Zo kwam er meer ruimte voor akkers.
Boeren gingen een andere ploeg gebruiken.
gevolg: Grotere oogst, meer voedsel, mensen leven langer, bevolking groeit.
Slide 6 - Tekstslide
platteland en stad:
Boeren gaan hun landbouwoverschot verkopen, dit doen ze op markten.
knooppunten van land- en waterwegen.
bij een kasteel of een klooster
Hierdoor groeit de handel.
Slide 7 - Tekstslide
platteland en stad:
De groeiende landbouwproductie had ook uitbreiding van de nijverheid tot gevolg. Door de groei van de bevolking kon een deel van de boeren ander werk gaan doen, bijv. een ambacht uitoefenen.
Slide 8 - Tekstslide
platteland en stad
handelaren en ambachtslieden gingen steeds vaker bij een markt wonen, zo groeiden marktplaatsen vaak uit tot steden.
Dit noemen we verstedelijking
Slide 9 - Tekstslide
Welke middelen van bestaan zijn er in de late middeleeuwen?
Slide 10 - Open vraag
Welke soort samenleving is er in de late middeleeuwen?
A
landbouwsamenleving
B
landbouwstedelijke samenleving
C
samenleving van jager- verzamelaars
D
multiculturele samenleving
Slide 11 - Quizvraag
De geldeconomie:
vraag: wat iemand wil kopen.
aanbod: wat iemand wil verkopen.
Door de opkomst van de handel gingen mensen weer geld gebruiken. Elke stad, koning of hertog kon zijn eigen munten slaan. Hierdoor waren er geldwisselaars waar je munten kon ruilen. Ook ontstonden er in deze tijd banken.
Slide 12 - Tekstslide
Samenwerking in de nijverheid:
Een ambachtsman mag niet zomaar in een stad gaan wonen en daar produceren en verkopen wat hij wilde. Hij moest daarvoor lid zijn van een gilde.
Gilde: vereniging van mensen met hetzelfde beroep.
Slide 13 - Tekstslide
Wat doet een Gilde?
Samenwerken om op te komen voor de belangen van de eigen groep.
bepalen van prijzen.
controleren van de kwaliteit van producten.
Beroepsopleiding
Zorgen voor oude en zieke leden en voor de weduwen van gestorven meesters
Slide 14 - Tekstslide
Internationale handel
de Hanze: verbond tussen handelssteden aan de Oostzee en Noordzee.
geen tol vragen aan elkaar.
samen strijden tegen vijanden, zoals piraten.
vorsten overhalen tot het beschermen van handelaren en om geen tol te heffen.